04 De verkeerde doelstellingen van het kind

<< Terug

HOOFDSTUK 4

De verkeerde doelstellingen van het kind

Moeder zat een brief te schrijven. Joke, van drie jaar, speelde naast haar op de grond. Plotseling sprong ze op en holde naar haar moeder toe om even geliefkoosd te worden. Moeder deed dat en zei: ‘Doe je pop maar in haar wagentje en ga wat met haar rijden.’ ‘Ik wil dat je meedoet!’ ‘Straks, Joke, ik moet eerst die brief afmaken.’ Het kind ging langzaam naar haar speelgoed terug. Na een paar minuten vroeg ze: ‘Kun je nu met me spelen, mam?’ ‘Nog niet, schat,’ antwoordde moeder. Het was een paar minuten stil. ‘Mam, ik moet naar de wc’. ‘Dat is goed, joke. Ga je gang maar.’ ‘Maar ik kan mijn broek niet loskrijgen.’ ‘ja, dat kun je wel,’ zei moeder, opkijkend. ‘je bent al groot!’ Joke deed een paar zwakke pogingen. ‘Goed, schat, kom maar hier. Ik zal je deze keer helpen.’ Joke ging de kamer uit en moeder begon weer te schrijven. Al gauw kwam het meisje weer terug om hulp te vragen bij het vastmaken van haar broekje. Moeder hielp haar weer en ging verder met de brief. Een paar minuten was het rustig, tot joke weer vroeg: ‘Kom je nu met me spelen?’ ‘Nog even, schat.’ Even daarna ging Joke naar haar moeder toe, drukte zich tegen haar knieën aan en zei: ‘Ik vind je lief, mam.’ ‘Ik vind jou ook lief,’ antwoordde moeder en ze knuffelde haar dochtertje weer. joke ging weer spelen. Moeder maakte de brief af en ging daarna met Joke spelletjes doen.

Dit lijkt een verhaal over een geduldige, liefhebbende moeder die een goede verstandhouding heeft met haar kind. Waarom hebben wij het in dit boek opgenomen? Laten we eens goed nagaan wat moeder en kind eigenlijk doen. Wat doet Joke? Ze vraagt op een lieve en alleraardigste manier voortdurend aandacht. Haar gedrag wil zeggen: ‘Ik heb niets te betekenen als je geen aandacht aan me schenkt. Ik hoor er alleen maar bij als jij je met me bezighoudt.’

Kinderen willen verschrikkelijk graag erbij horen. Als alles goed gaat en het kind houdt de moed erin, schept dat weinig problemen.

Het kind doet dan wat de situatie vereist en krijgt het gevoel erbij te horen door iets nuttigs te doen en mee te werken. Maar als het ontmoedigd is, wordt dat gevoel ingedamd. Zijn belangstelling voor meedoen in de groep maakt plaats voor wanhopige pogingen om door middel van anderen tot zelfontplooiing te komen. Al zijn aandacht is op dat doel gericht hij moet en zal zich hoe dan ook een plaats veroveren, hetzij door prettig, hetzij door storend gedrag. Er zijn vier erkende ‘verkeerde doelstellingen’ die zo’n kind kan nastreven. Het is van groot belang deze verkeerde doelstellingen te leren kennen als wij het kind op opbouwende wijze willen terugvoeren naar sociale aanpassing.

Het vragen om overmatige aandacht is de eerste verkeerde doelstelling die kinderen gebruiken om het gevoel te krijgen ergens bij te horen. Doordat hij ten onrechte meent dat hij alleen maar iets betekent als hij in het middelpunt van de belangstelling staat, ontwikkelt het kind een groot talent om die begeerde aandacht ook te krijgen. Op allerlei manieren krijgt hij het voor elkaar dat anderen zich met hem bezighouden. Hij kan dat op een innemende, grappige, blije of bedeesde manier doen. Maar hoe aardig het kind ook mag zijn, het is eerder zijn bedoeling aandacht te krijgen dan ergens bij betrokken te worden.

In ons voorbeeld lijkt het erop dat Joke mee wil doen. Ze wil dat moeder met haar gaat spelen. Hoe stellen we nu vast dat Joke zich niet goed gedraagt? Heel eenvoudig. Deelneming impliceert samenwerking, aangepast aan de vereisten van de gegeven situatie. Een moedig kind, dat zeker is van zichzelf, begrijpt dat moeder ook nog andere dingen te doen heeft dan met haar te spelen. Joke ziet dat echter anders. Zij heeft het gevoel dat moeder haar bestaan vergeet als ze met iets anders bezig is. Joke gelooft dat zij alleen iets te betekenen heeft als ze aandacht krijgt.

Als prettige manieren om die aandacht te krijgen niet baten, zal een kind storende manieren gaan gebruiken. Hij zal dan gaan jengelen, plagen, treuzelen, met krijtjes op de muur schrijven, melk morsen en duizend andere trucjes aanwenden om aandacht te krijgen. Als zijn ouders dan tegen hem uitvaren, is hij er zeker van dat zij zijn aanwezigheid beseffen. Zo’n kind heeft een verkeerd beeld van zichzelf. Wanneer wij ingaan op deze aandachttrekkerij, sterken wij hem steeds in die verkeerde overtuiging en staven wij zijn mening dat deze verkeerde methode het middel is om het verlangde gevoel te krijgen erbij te horen.

Natuurlijk moeten kinderen onze aandacht hebben. Zij hebben onze hulp, leiding, sympathie en liefde nodig. Maar als wij erachter komen dat wij in feite door het kind ertoe worden aangezet steeds maar overmatige aandacht aan hem te geven, kunnen we er vrijwel zeker van zijn dat dit nu juist de bedoeling is van al zijn pogingen en dat hij op deze verkeerde manier zijn plaatsje tracht te vinden.

Op het eerste gezicht lijkt het moeilijk om onderscheid te maken tussen juiste en onjuiste belangstelling. Het geheim ligt in ons vermogen in te zien welke eisen de situatie als geheel aan ons stelt. Deelnemen en samenwerken vereisen dat elk individu zich veeleer op de situatie dan alleen op zichzelf concentreert. De ouders kunnen afstand nemen en het doen en laten van het kind observeren. Als de daden en reacties niet in overeenstemming zijn met wat de situatie vereist - zoals in het voorbeeld van Joke - is het zeer waarschijnlijk dat het kind ten onrechte aandacht eist. Dikwijls kunnen wij de onbewuste bedoelingen van het kind vaststellen door onze eigen reacties onder de loep te nemen. Daar de wisselwerking tussen twee mensen onbewust verloopt, reageren wij ‘menselijk’ op wat het kind voorheeft. Als we ons van die wisselwerking bewust worden en de kunst leren verstaan haar te verklaren, brengen wij haar op een bewust niveau en bezitten wij de middelen om de gang van zaken te herstellen of het kind leiding te geven.

Vijfjarige Greetje zat naar de televisie te kijken. Al drie keer had zij te horen gekregen dat ze al in bed hoorde te liggen. Elke keer als moeder dat tegen haar zei, begon Greetje tegen te sputteren en vroeg ze of ze nog even op mocht blijven tot ‘dit ene programma’ was afgelopen. Moeder gaf toe; het was inderdaad een goed programma. Toen het afgelopen was, zei moeder weer tegen Greetje dat ze naar bed moest, maar ze deed of ze niets hoorde, schakelde over op een andere zender en ging er gemakkelijk bij zitten om verder te kijken. Moeder kwam de kamer binnen. ‘Greetje, je had al lang in bed moeten liggen. Kom nu, wees lief en ga naar bed.’ ‘Nee!’ antwoordde Greetje. Moeder boog zich naar haar over en zei boos: ‘Ik heb je gezegd dat je naar bed moet. Vooruit nu!’ ‘Maar mam, ik wil nog even naar...’ ‘Wil je een pak voor je broek hebben?’ viel moeder uit. Ze draaide de televisie af en meteen begon Greetje te schreeuwen: ‘Gemenerik!’ Ze vloog naar het toestel toe en wilde het weer aanzetten. Moeder pakte Greetje bij de handen, gaf haar een klap en joeg haar met geweld de kamer uit. ‘Ik heb er nu schoon genoeg van, dametje. Ga je nu maar heel vlug uitkleden.’ Vol verzet liet Greetje zich voorover op haar bed vallen. Moeder liep nogal overstuur de kamer uit. Twintig minuten later kwam ze terug om te zien hoe het er nu voorstond. Greetje was nog aangekleed en zat in een boek te kijken. Ten einde raad gaf moeder haar een draai om de oren, kleedde haar uit en stopte haar in bed.

Om te beginnen wist Greetje dat het tijd was om naar bed te gaan. Maar door het liedje van verlangen te zingen stelde ze moeders gezag op de proef. Toen moeder toegaf en Greetje op liet blijven, speelde ze dus haar dochter regelrecht in de kaart. Greetje’s gedrag leek te zeggen: ‘Ik ben belangrijk omdat ik je laat doen wat ik wil.’ Ze kreeg gedaan wat ze wilde toen moeder haar langer op liet blijven. Ze liet zien dat ze het van moeder kon winnen.

De strijd om de macht is dus de tweede verkeerde doelstelling; hij vindt meestal plaats nadat een van de ouders daadwerkelijk geprobeerd heeft de aandachttrekkerij van het kind te onderdrukken. Het kind is dan vastbesloten macht aan te wenden om de vader of moeder te verslaan. Hij ondervindt een heerlijk gevoel van voldoening als hij weigert te doen wat zijn ouders willen. Zo’n kind meent dat hij zich, als hij aan het verzoek van zijn ouders tegemoet zou komen, aan een sterkere macht zou onderwerpen en dat hij dan zijn gevoel van eigenwaarde zou verliezen. De vrees door een grotere macht verpletterd te worden betekent voor sommige kinderen een dreigende werkelijkheid en leidt tot schrikaanjagende pogingen de eigen macht te tonen.

Toen Greetje’s moeder erop aandrong dat Greetje naar bed zou gaan als het programma was afgelopen, raakten ze in een machtsstrijd. De rest van het verhaal toont aan hoe ieder voor zich trachtte te laten zien wie de baas was. Elke keer als moeder boos werd, of als zij Greetje een tik of een draai om de oren gaf, liet zij haar de overwinning. De belediging en de pijn die de afstraffing met zich meebracht, waren een prijs die ze er best voor overhad om de overwinning, te behalen, namelijk haar moeder met succes te dwarsbomen en haar haar nederlaag te laten erkennen. Want dat doen we als ouders, als we volkomen ten einde raad zijn en ons geduld verliezen. Ons gedrag toont dan aan: ‘Ik heb niets anders meer dan dat ik groter en sterker ben.’ Kinderen merken dat en maken er gebruik van. Kunt u zich nog herinneren hoe u ondanks uw tranen en geschreeuw in uw vuistje lachte als u uw ouders net zo lang getreiterd had tot ze aan het eind van hun krachten waren?

Het is een ernstige vergissing als we een op macht belust kind proberen te overtroeven. Het is trouwens ook zinloos. De strijd die dat oproept, wordt chronisch en het kind ontwikkelt alleen maar een grotere vaardigheid in het gebruik van zijn macht en meent dat het des te meer reden heeft om zich waardeloos te voelen als het die macht niet kan tonen. Dit proces kan zo ver gaan dat het kind zich alleen maar voldaan voelt als het de pestkop en de tiran uithangt.

Het probleem van de machtsstrijd wordt in de hedendaagse maatschappij steeds actueler, omdat onze opvattingen over gelijkwaardigheid veranderd zijn. We zullen dit probleem in Hoofdstuk XVI (Ga de machtsstrijd uit de weg) nog nader bespreken. Voorlopig is het voldoende als we kunnen inzien dat een strijd om de macht altijd plaatsvindt wanneer één van de ouders en het kind elkaar trachten te laten zien wie de sterkste is.

Het verschil tussen het aandacht vragen en het vertoon van macht komt duidelijk naar voren in het gedrag van het kind als het terechtgewezen wordt. Als hij alleen maar aandacht wil, zal hij na de terechtwijzing met zijn hinderlijk gedrag ophouden, althans voorlopig. Maar als het zijn bedoeling is zijn macht te tonen, kan men alles proberen om hem ermee te laten ophouden, maar het zal zijn hinderlijk gedrag alleen maar verergeren. De voorbeelden van Joke en Greetje tonen deze twee facetten duidelijk aan.

Moeder was in de keuken, vader in de kelder. Rob van vijf en Alfred van drie jaar speelden in de huiskamer. Plotseling schreeuwde Alfred het uit van de pijn. Moeder en vader renden naar hem toe en zagen dat Alfred ineengedoken in de hoek van de kamer zat, terwijl Rob steeds maar een brandende sigarettenaansteker onder de arm van zijn broertje hield. Het kwaad was al geschied toen de ouders binnenkwamen. Het was Rob gelukt Alfred een pijnlijke brandwond in zijn arm te bezorgen.

De derde verkeerde doelstelling vloeit voort uit een intensivering van de machtsstrijd. Als de ouders en het kind steeds meer betrokken raken in een strijd om de macht en ieder voor zich de ander probeert te onderdrukken, kan dit uitlopen op een sterke drang tot vergelding. Het teleurgestelde en ontmoedigde kind gaat op wraak zinnen, hetgeen dan het enige wordt waardoor hij meent iets te kunnen betekenen. Vanaf dat moment is hij ervan overtuigd dat niemand hem aardig vindt en dat hij in het geheel geen macht bezit; dat hij alleen maar meetelt als hij anderen kan kwetsen, zoals hij zich door hen gekwetst voelt. En zo komt zijn verkeerde doelstelling neer op vergelding en wraak. Rob, die diep teleurgesteld is doordat hij tevergeefs heeft gepoogd zijn plaats te vinden, beschouwt zich zelf als een ondeugende en vervelende jongen. En omdat zijn gedrag zo onaangenaam is, slaagt hij er goed in de anderen daar ook van te overtuigen. Zulke kinderen, die feitelijk de meeste bemoediging nodig hebben, krijgen deze het minst!!! Men moet het kind werkelijk begrijpen en het accepteren zoals het is, en het helpen zijn gevoel van eigenwaarde terug te vinden. Als vader en moeder Rob straffen, zullen ze alleen maar het zoveelste bewijs leveren dat hij een nare jongen is. Het zal hem bovendien nog meer aanleiding geven tot provocaties, wat weer tot meer vergelding zal leiden, zodat beide partijen elkaar nog meer zullen kwetsen.

De vierde verkeerde doelstelling treffen we aan bij het volslagen ontmoedigde kind. Hij probeert aan te tonen dat hij nergens voor deugt.

De achtjarige Boet kon op school niet meekomen. Op een ouderavond vertelde de onderwijzeres dat hij buitengewoon slecht las, dat hij met alle vakken achter was en dat hij geen stap vooruitging, hoe hij ook zijn best deed of door haar geholpen werd. ‘Helpt Boet thuis wel eens met iets?’ vroeg de juffrouw. ‘Ik vraag het hem nooit meer,’ antwoordde zijn moeder, ‘hij wil gewoon niets doen en als hij iets doet, is hij zo onhandig en doet hij het zo slecht dat ik het hem maar niet meer vraag.’

Dit volkomen ontmoedigde kind heeft alles opgegeven; hij meent dat hij geen enkele kans van slagen heeft. Hij wordt onbeholpen en wendt die onbeholpenheid aan om, door elke echte of vermeende zwakheid of tekortkoming te overdrijven, te voorkomen dat hij een taak toegewezen krijgt die nog beter doet uitkomen hoezeer hij in gebreke blijft. Het schijnbaar domme kind is meestal een ontmoedigd kind, dat stupiditeit als middel gebruikt om elke inspanning te vermijden. Het is alsof deze kinderen zeggen: ‘Als ik ook maar iets doe, zul je zien hoe waardeloos ik ben. Laat me dus maar met rust.’ Deze kinderen laten ook niemand meer iets voor hen doen; ze hebben het eenvoudig opgegeven. Wanneer moeder zichzelf erop betrapt dat ze zegt: ‘Ik geef het op. Het heeft geen enkele zin hem nog te vragen iets te doen,’ kan ze er vrijwel zeker van zijn dat dit nu juist is wat het kind wil. Het lijkt alsof het kind zegt: ‘Geef het maar op, moeder, het heeft geen zin. Ik ben waardeloos - een hopeloos geval. Laat me maar gewoon met rust.’ Natuurlijk heeft het kind een verkeerd beeld van zichzelf gekregen. Dat beeld is ontstaan door een reeks ervaringen waarbij hij zich voor een aantal onneembare hindernissen zag geplaatst die hem de moed in de schoenen deden zinken. Geen enkel kind is waardeloos!

Wanneer wij ons bewust zijn van de vier verkeerde doelstellingen die achter het gedrag van een kind schuil kunnen gaan, kunnen Wij op basis hiervan iets ondernemen. Er is echter nooit en onder geen enkele omstandigheid iets bij te winnen als wij het kind vertellen wat zijn vermoedelijke verkeerde doelstelling z’s. Zoiets zou fataal kunnen zijn. Psychologische kennis is iets dat we moeten gebruiken als basis voor ons optreden en niet, in de vorm van een stroom van woorden als wapen tegen het kind. Het kind is zichzelf absoluut niet bewust van wat hij beoogt. Men kán een kind wel bewust maken van zijn verborgen doelstellingen, maar zo’n onthullingmethode moet men overlaten aan geschoolde personen. Maar als wij ons eenmaal bewust worden van de verkeerde doelstelling van het kind, zijn wij in staat ons te realiseren waarom hij zich zo gedraagt. Wat zinloos leek begint opeens zinvol te worden. Wij zijn nu in staat op te treden. Als wij niet toegeven aan de eisen van het kind, wordt zijn bijzondere gedrag nutteloos. Als het kind er niet in slaagt zijn doel te bereiken, kan hij een andere weg inslaan en eventueel een ander gedragspatroon kiezen. Als we merken dat een kind te veel of ten onrechte aandacht van ons eist, kunnen wij vermijden erop in te gaan. Wat heeft het voor zin aandacht te vragen van een moeder die ‘niet thuis’ is? Wanneer wij betrokken raken bij een machtsstrijd, kunnen wij ons van het slagveld terugtrekken; wij hoeven ons niet in de strijd te storten. Het heeft geen zin overwinnaar op een verlaten slagveld te zijn. Als een kind ons tracht te kwetsen, moeten wij ons ervan bewust zijn dat het diep teleurgesteld is, en moeten we ons niet gekwetst voelen en zeker geen wraak nemen door hem te straffen. Wij hoeven de moed niet te laten zakken door het gedrag van het ‘hulpeloze’ kind, maar we kunnen hem ervaringen laten opdoen waardoor hij zijn talenten weer ‘ ontdekt. Wat heeft het voor zin het op te geven als moeder eenvoudig niet wil geloven dat je hulpeloos bent?

In de volgende hoofdstukken zullen we aantonen hoe deze vier doelstellingen tot uiting komen en beschrijven hoe we ze ongedaan kunnen maken. Het is echter van belang om in te zien dat deze vier verkeerde doelen alleen bij het kleine kind duidelijk aantoonbaar zijn. In zijn jonge jaren is de aandacht van het kind gericht op het onderhouden van zijn betrekkingen met zijn ouders en andere volwassenen. Hij beschouwt zichzelf als een kind in een wereld van volwassenen. Tijdens deze periode treden de vier verkeerde doelstellingen vrij duidelijk aan het licht voor een waarnemer die ermee op de hoogte is. Maar als hij elf jaar of ouder is, worden de betrekkingen met leeftijdgenoten belangrijker en zoekt hij een grotere verscheidenheid van gedragspatronen die hem moeten helpen zich een plaats te veroveren in de groep van zijn leeftijdgenoten. Om die reden kan storend gedrag (dat altijd een verkeerde poging is om ergens een plaats te veroveren) niet meer geheel worden verklaard uit een van de vier doelstellingen. Provocerende acties van teenagers, maar ook die van volwassenen kunnen soms vanuit de vier verkeerde doelstellingen worden verklaard, maar er is vaak ook duidelijk sprake van andere vormen van verkeerde benadering - zoals sensatiezucht, overdreven belangstelling voor mannelijke eigenschappen, materiële successen, enzovoort - welke niet noodzakelijk binnen het kader van deze doelstellingen vallen.

Waar we ook aan moeten denken is, dat wij als ouders alleen maar kunnen proberen ons kind aan te zetten tot ander gedrag. We zullen daarin niet altijd slagen, ook al volgen we de juiste methode. (En te verwachten dat we steeds slagen is uiteraard te veel gevraagd!) Elk kind beslist voor zichzelf wat hij zal doen. Invloeden van buitenaf, vooral die van zijn leeftijdgenoten, raken hem diep. Ook al lijken onze pogingen hem in een andere richting te leiden futiel, wij moeten voor ogen houden dat hij een individueel wezen is dat zelf kiest en beslist. Daarvoor kunnen wij geen verantwoordelijkheid op ons nemen; het hoort bij het kind. Ook dit vormt een belangrijk onderdeel van de gelijkwaardigheid.

Het leven omvat slechts dit ogenblik en als wij op dit ogenblik het juiste doen, doen we een stap in de goede richting. Maar als wij niet aan de eisen van een gegeven situatie voldoen of niet weten hoe we zo’n situatie moeten aanpakken, zijn de kansen op verbetering inderdaad gering.

Natuurlijk kan er niet altijd onmiddellijk een oplossing voor onze problemen gevonden worden. Dit ogenblik is er slechts één van de vele in een reeks voorvallen die óf tot een oplossing kunnen leiden, óf deze uitstellen of verhinderen. Wat onze kinderen betreft draagt elk moment bij tot hun opvoeding en tot verbetering van hun betrekkingen, óf tot het omgekeerde, namelijk de ontwikkeling van een voor henzelf schadelijke houding en een gebrekkige sociale aanpassing.

Veel van de problemen die onze kinderen hebben, kunnen worden opgelost door een methode waarbij heel geleidelijk te werk wordt gegaan. In dit boek trachten wij aan te geven welke methode in een bepaalde conflictsituatie nuttig kan zijn en welke schadelijk. Voor de meeste ouders en met betrekking tot de meeste situaties lijkt het voldoende te zijn te weten wat er op een gegeven moment wel en wat er niet gedaan moet worden. In het verleden vormde die kennis, die alle moeders gemeen hadden, een soort opvoedkundige traditie die van generatie op generatie werd overgeleverd. Thans is het onze taak de aanpak die doeltreffend is in een democratische samenleving te verduidelijken, wat op zijn beurt tot een nieuwe opvoedingstraditie zal leiden.

In veel gevallen zijn de waanideeën en verkeerde doelstellingen die aan het gedrag van het kind ten grondslag liggen, zo goed verschanst, dat er wel meer voor nodig is dan op de juiste wijze reageren op de verschillende provocerende acties die het gevolg van zo’n waanidee zijn. Men zal eventueel moeten streven naar een grondige herziening van de vooroordelen van het kind, een verandering van zijn persoonsstructuur. Een ruimer en meer omvattend inzicht in de drijfveren die tot zijn gedrag leiden, kan noodzakelijk zijn. Als dat het geval is, kunnen ouders het nuttig gaan vinden Studiegroepen voor Ouders of consultatiebureaus te bezoeken, of individueel raad te krijgen. (Tip: kijk op www.stichtingencouragingtraining.nl ) Het kan ook noodzakelijk zijn één of meer theoretische boeken over kinderpsychologie te bestuderen.(Tip: kijk op www.uitgeverij-anode.nl, www.boeveboeken.nl, www.rdi-verlag.de )

Wij willen hier proberen enig licht te werpen op de dagelijkse werkwijze - enige hulp bieden aan de vermoeide moeder die eerst haar eigen geweldig talent moet ontdekken waarmee zij invloed op haar kind kan uitoefenen als zij weet hoe ze ermee om moet gaan. Hoe meer ouders hun kinderen werkelijk leren begrijpen, des te meer kunnen zij hen helpen zich te heroriënteren, een juister beeld van het leven te krijgen en sociale waarden te accepteren die zowel noodzakelijk zijn voor harmonieuze samenwerking als voor een bevredigend verloop van hun eigen leven.

Lees verder >>