29 Houd woord en wees consequent

<< Terug

HOOFDSTUK 29

Houd woord en wees consequent

De verkoper in de schoenenzaak had verscheidene schoenen te voorschijn gehaald die Willeke kon passen. ‘Je mag zelf uitkiezen welke je hebben wilt,’ zei moeder. De blauwe schoenen pasten goed, maar Willeke zei aarzelend: ‘Ik wil rode schoenen, moeder.’ De verkoper bracht rode schoenen en het kind vond ze prachtig. ‘Maar Willeke, die donkerblauwe schoenen zijn veel praktischer. Ze passen bovendien overal bij. Weet je zeker dat je die rode wilt?’ ‘Ja, moeder,’ antwoordde ze en ze bekeek ze voor de spiegel. ‘Kom, probeer die donkerblauwe nog eens.’ Willeke keek in de spiegel hoe de blauwe schoenen stonden. ‘We nemen de blauwe,’ zei moeder tegen de verkoper. ‘Nee, moeder, ik wil de rode.’ ‘O, Willeke, die rode zijn helemaal niet praktisch, je zult er zo gauw genoeg van krijgen. Kom, zeur nu niet langer en neem de blauwe.’ Pruilend legde het kind zich bij moeders beslissing neer.

Eerst zei moeder dat Willeke zelf mocht kiezen, maar toen koos ze er zelf een paar uit en praatte Willeke zelfs om. Moeder is niet consequent en houdt zich ook niet aan haar woord.

Als we kinderen willen leren een verstandige keuze te doen, moeten we hun de kans geven ook inderdaad te kiezen en eventueel een vergissing te maken. Ze leren door ervaring en niet door onze preken. Willeke ziet moeder als de grote baas van wie ze niet mag hebben wat ze graag wil. Omdat ze alleen maar haar eigen onbehagen voelt, kan ze niet beoordelen of haar keuze praktisch is of niet. Had moeder zich aan haar beloften gehouden en haar dochter de rode schoenen laten nemen, dan zou Willeke wellicht ontdekt hebben dat rode schoenen lang niet bij al haar kleren pasten. Aangezien ze geen nieuwe schoenen krijgt voordat de oude versleten zijn, zou Willeke de consequenties van haar beslissing hebben moeten aanvaarden; misschien zou ze dan een volgende keer wat langer hebben nagedacht alvorens haar keus te bepalen. Moeder zou dan als opvoedster hebben gehandeld en niet als de ‘baas’.

Helma, van drie jaar, had op de eerste warme dag van de zomer al een tijdje in haar zandbak zitten spelen. Moeder vond dat ze lang genoeg aan de zonnestralen had blootgestaan. Ze riep: ‘Doe je zonnehoed op, Helma’ en ging verder met wieden. Helma deed of ze haar niet had gehoord en ging door met zand in haar emmertje te scheppen. ‘Helma, ik zei dat je je zonnehoed op moest zetten.’ Het kind sprong uit de zandbak en rende naar de schommel. ‘Helma, kom terug, ik wil dat je je zonnehoed opdoet!’ Het meisje keerde haar de rug toe en ging op de schommel zitten. Moeder haalde de schouders op en liet het erbij.

Het is duidelijk dat Helma geleerd wordt ongehoorzaam te zijn. Moeder praat te veel en doet niets. Ze vraagt iets en is niet consequent. Helma heeft ontdekt dat ze de woorden van haar moeder in de wind kan slaan.

Moeder denkt misschien dat haar verzoek aan Helma was ingegeven door bezorgdheid voor het kind - ze was bang dat ze een zonnesteek zou krijgen - een respect voor orde. Maar uit de hele gang van zaken blijkt dat ze geen respect heeft voor Helma en evenmin voor zichzelf, of voor de zonnestralen. Helma weet niets af van zonnebrand en vindt moeders eis alleen maar tiranniek - vooral wanneer die in de vorm van een bevel wordt gesteld; en dat maakt haar onmiddellijk opstandig. Moeders ‘verzoek’ was een uitnodiging tot een machtsstrijd. Als moeder werkelijk vond dat Helma met een hoed tegen de zon beschermd moest worden, had ze, toen haar kind haar raad niet opvolgde, consequent moeten zijn en zelf het kind de hoed op moeten zetten. Als het kind zich dan nog had verzet, had moeder moeten besluiten het kind uit de zon te halen, hetgeen had betekend dat ze naar binnen moest. Moeder moet leren eerst te denken voordat ze meegaandheid van haar kind verlangt en dan consequent standvastig te blijven.

‘Moeder!’ De zesjarige Paula rukte aan moeders rok toen ze langs het speelterrein van het winkelcentrum liepen. ‘Ja, wat is er?’ ‘Mag ik een dubbeltje?’ ‘Waarvoor?’ ‘Ik wil op dat paard rijden.’ ‘Nee, Paula, vandaag niet.’ ‘Toe, moeder,’ zeurde het kind. ‘Ik zei ‘nee’, Paula. Kom, ik heb nog een heleboel te doen.’ Paula begon erbarmelijk te huilen. ‘In ‘s hemelsnaam dan. Vooruit, je mag één keertje rijden. Maar dan niet meer.’ Moeder zette Paula op het mechanische paard, deed een dubbeltje in de gleuf ‘en wachtte tot het meisje klaar was met haar ritje.

Eerst zei moeder ‘nee’ en toen gaf ze toe. Ze had niet de moed om ,nee’ te zeggen en zich daaraan te houden, omdat ze medelijden had met het kind dat haar zin niet kreeg en begon te huilen.

Moeder is bezig Paula te leren géén respect te hebben voor wat ze zegt en tevens dat, als ze maar ‘waterkracht’ gebruikt, ze haar zin wel zal krijgen. Voor dit probleem bestaat een erg eenvoudige oplossing. Paula zou wat zakgeld moeten krijgen. Als ze dan moeder om een dubbeltje vraagt, kan moeder antwoorden: ‘Gebruik daar je zakgeld maar voor, Paula.’ Als het kind niets meer heeft, is de zaak afgedaan. Moeder antwoordt niet, voert geen argumenten aan, toont geen medelijden, geeft niet toe en leent haar ook het geld niet als voorschot op haar volgende zakgeld. Als Paula voor het mechanische paard nog een dubbeltje overheeft, is dat mooi. Zo niet, dan is dat haar zaak. Moeder moet vast blijven houden aan haar ‘nee’ en niet ingaan op het gedrein van het kind.

Moeder had er schoon genoeg van om elke ochtend Alex en Harry uit hun bed te krijgen. Ze was naar een consultatiebureau geweest, waar haar een idee aan de hand was gedaan dat ze in praktijk wilde brengen. Ze kocht een wekker en zei tegen de jongens dat ze die zelf moesten stellen en zelf moesten opstaan. De volgende ochtend hoorde ze de wekker afgaan; daarna was het stil. Ze luisterde en wachtte af. Er gebeurde niets. Na een halfuur realiseerde ze zich dat de jongens niet te voorschijn waren gekomen. Ze maakte hen wakker. ‘Ik heb jullie gezegd dat je zelf op moest staan en dat meende ik. De wekker is al een halfuur geleden afgelopen. Schiet op, opstaan!’

Moeder begon zo mooi, maar hield zich niet aan haar woord omdat ze niet echt van plan was de jongens zelf te laten opstaan. Ze was inconsequent. Ze wil er nog steeds voor ‘zorgen’ dat ze opstaan. Ze vindt nog steeds dat het háár taak is hen te wekken.

Als moeder wil dat de jongens uit zichzelf opstaan, moet ze hun de verantwoordelijkheid daarvoor geven en zich volkomen terugtrekken. Als zij de wekker afzetten en doorslapen, is dat hun zaak. Als ze dan eindelijk opstaan, moeten ze naar school, hoe laat het ook is - en de consequenties zelf daarvan dragen. Iedere dag weer moet moeder, zonder één keer toe te geven, consequent blijven en aan haar beslissing vasthouden. Als de jongens in de gaten krijgen dat ze wat het opstaan betreft moeder niet meer in een machtsstrijd kunnen betrekken, zullen ze wellicht meer bereidheid gaan tonen die verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Michiel, van elf, en Robbie, van negen, hadden al een hele tijd om een hond gezeurd. Ten slotte besloten vader en moeder er een te kopen, maar op voorwaarde dat de jongens zelf voor het dier zouden zorgen en het te eten geven. Ze beloofden het plechtig. Ze zochten samen een hond uit en ze waren er erg blij mee. In het begin zorgden de jongens goed voor de hond, maar toen het nieuwtje eraf was, verwaarloosden ze hem meer en meer. Moeder moest het dier steeds vaker eten geven. Ze waarschuwde de jongens, herinnerde hen aan hun verplichting en stak preken af, maar ze trokken er zich niets van aan. Ten slotte dreigde moeder op een dag dat ze, als de jongens hun belofte niet nakwamen, de hond weg zou doen. Michiel en Robbie deden twee dagen wat hun gevraagd was, maar lieten het er toen weer bij zitten. Een week later berustte moeder in de situatie - per slot kon ze de jongens toch niet het plezier ontnemen met de hond te spelen.

Arme moeder. Zij neemt de hele verantwoordelijkheid op zich en laat de kinderen alleen maar het plezier ervan hebben.

De eerste avond dat de jongens de hond niet verzorgen, zou moeder moeten zeggen: ‘Wat willen jullie eigenlijk met een hond als je vergeet hem eten te geven?’ Daarop kan een prettig gesprek volgen, waarbij moeder duidelijk maakt dat zij de verantwoordelijkheid niet op zich neemt, maar dat het wreed is het dier te verwaarlozen. ‘Hoeveel keer vinden jullie dat het mag voorkomen dat jullie hem niet verzorgen?’ De jongens noemen een getal. ‘Dan zijn we het er dus over eens dat we de hond na “x” keer weg moeten doen?’ Wanneer de jongens de hond inderdaad “x” keer hebben verwaarloosd, moet moeder zich aan haar woord houden en de hond ergens anders heen brengen: niet bij wijze van straf, of uit woede, maar eenvoudig als een logisch gevolg van verwaarlozing.

Consequent zijn is onverbrekelijk verbonden met orde en stelt als zodanig grenzen en beperkingen die het kind een gevoel geven van veiligheid. We kunnen niet verwachten dat onze opvoedingsmethoden effectief zullen zijn als we ze willekeurig toepassen. Dat maakt een kind alleen maar onzeker en verward. Daarentegen zal het kind zich veilig en zeker voelen als we consequent blijven en ons aan ons opvoedingsprogramma houden. Hij leert dan respect te hebben voor orde en weet precies waar hij aan toe is.

Lees verder >>