24 Blijf buiten ruzies!

<< Terug

HOOFDSTUK 24

Blijf buiten ruzies!

De meeste ouders maken zich altijd ernstig bezorgd over de eindeloze ruzies tussen broertjes en zusjes. Ze houden van al hun kinderen en vinden het akelig als zij zien dat ze elkaar steeds in de haren zitten en elkaar haten. Het kost veel energie om ruzies bij te leggen en de kinderen bij te brengen hoe ze met elkaar moeten omgaan. Veel kinderen ‘ontgroeien’ aan dat ruzie maken als ze wat ouder worden en beginnen elkaar ten slotte te waarderen en voor elkaar te voelen. Anderen blijven elkaar vijandig gezind tot ze volwassen zijn en sluiten nooit meer vrede met hun bloedverwanten. Men schijnt deze wrijvingen met geen enkele preek te kunnen verhelpen. Iedere keer weer ontstaat er ruzie. De meeste ouders hebben al met van allerlei methoden geprobeerd er een einde aan te maken, maar het helpt niet. Dat gezinsleden ruzie met elkaar maken komt zoveel voor dat men het al heeft aanvaard als een normaal gedragspatroon van het kind. Maar het is niet normaal, al komt het nog zo vaak voor. Kinderen hoeven niet met elkaar overhoop te liggen. Er bestaan ook gezinnen waarin geen ruzie wordt gemaakt. Als er steeds ruzies voor komen, is er iets mis met de onderlinge verhoudingen. Eerlijk gezegd voelt niemand zich erg prettig als er steeds een sfeer van onbehagen heerst. Daarom zullen kinderen die steeds maar ruzie maken daarin wel een bepaalde voldoening moeten vinden, niet zozeer in de ruzie zelf als wel in de resultaten.

Deze veronderstelling gaat er van uit dat we dit gedrag aanvaarden als ‘gericht’, opzettelijk. In dat licht bezien mogen we geen genoegen nemen met de gebruikelijke verontschuldigingen voor het geruzie, namelijk dat het zou voortkomen uit een agressieve aard of een innerlijke noodzaak, of dat er een erfelijkheidsfactor meespeelt.

Naar onze opvatting moeten wij het gedrag van het kind bezien in verband met het terrein waarop het zich voordoet en het doel dat ermee wordt beoogd.

Lucie van acht en Frits van vijf jaar zaten naar de tv te kijken, terwijl moeder het avondeten aan het klaarmaken was. Frits schoof dichter naar Lucie toe; zij ging een eindje verder zitten. Frits legde zijn been over dat van Lucie heen. Zij duwde hem weg. Frits leunde met zijn volle gewicht tegen Lucie aan. ‘Ga weg,’ zei Lucia rustig, maar geërgerd, en nog steeds geheel opgaand in het tv-programma. Frits, die ook nog steeds zat te kijken, maar niet zo aandachtig als Lucie, begon met zijn vinger het patroon op Lucie’s blouse na te trekken. Ze sloeg zijn hand met haar vuist weg. ‘Hou op, heb ik je toch gezegd!’ Frits giechelde. Hij ging nu met zijn vinger langs Lucie’s oor. Ze pakte zijn hand en zette haar tanden erin. ‘Au!’ schreeuwde Frits en hij begon te huilen. Moeder rende de kamer in.’Wat is er nu weer aan de hand?’ vroeg ze verschrikt. Ze vloog naar Frits toe, nam hem op en drukte hem tegen zich aan. Hij stak zijn hand uit en liet haar de indrukken van Lucie’s tanden zien. ‘Lucie!’ ‘Ach, hij bleef steeds maar vervelend doen.’ ‘Het kan me niet schelen wat hij deed. Je hebt niet het recht je eigen broertje zoiets aan te doen.’

Wat was het doel van deze ruzie? Wat waren de resultaten?

Frits, de jongste, heeft behoefte aan moeders bescherming. Dus gedraagt hij zich op een zodanige manier dat er een situatie ontstaat waarin hij die bescherming zal krijgen. Lucie voelt zich onrechtvaardig behandeld omdat moeder Frits inderdaad in bescherming neemt. Ze kan moeders tussenkomst gebruiken om dat gevoel te versterken. Daarom doet ze juist wat moeder het meest verafschuwt, omdat ze weet dat moeder Frits dan zal verdedigen en haar het standje zal geven. Omdat Frits haar uitdaagde, kreeg zij vanzelfsprekend beiden tegen zich: eerst Frits en daarna moeder die het voor hem opnam, hoewel zij al zoveel van haar broertje te verduren had gehad. Als Lucie niet op deze manier wraak had genomen, zou moeder Frits wellicht niet in bescherming hebben genomen en zou ze zelfs waarschijnlijk hebben doorzien dat hij de rustverstoorder was.

Wat moet moeder doen? Allereerst moet ze niet toegeven aan haar eerste impuls door meteen op een schreeuw af te komen. Nu is dat voor elke moeder erg moeilijk. Maar houd u één ogenblik in en denk even na. De schreeuw trekt moeders aandacht. Zoiets werkt altijd geweldig! Het wijst erop dat er iets mis is. Maar voorlopig is die schreeuw het enige geluid dat op gevaar duidt. Dan volgt het huilen. O! Het huis stort niet in, de televisie springt niet uit elkaar, er is niets te horen dan gehuil. Nu, dan zal het wel ruzie zijn en zal Frits wel iets hebben. Maar ja, het is hun eigen ruzie. Ik blijf er gewoon buiten.

Als een moeder zo wil handelen, zal ze al eerder geleerd moeten hebben buiten ruzies te blijven. Laten we nu aannemen dat ze wel aan haar eerste impuls toegeeft - en aan komt hollen om te zien wat er aan de hand is. Nu moet ze zichzelf trainen om niet aan de eerste impuls toe te geven door ontzet te raken door de tandindrukken. Als ze ontdekt dat die schreeuw alleen maar vanwege een ruzie werd geslaakt, kan ze zonder een woord te zeggen naar de keuken teruggaan. Als Frits het naar vindt om gebeten te worden, zal hij wel ophouden zijn zusje te treiteren. Deze handelwijze van moeder plaatst de verantwoordelijkheid voor de verhouding tussen Lucie en Frits precies waar ze hoort, namelijk bij henzelf. Wij hebben niet de ‘macht’ de verhoudingen tussen de kinderen te regelen. Wij kunnen hun doen en laten door onze manier van optreden beïnvloeden. Als wij dat zo doen dat het niet meer leuk is ruzie te maken daar er geen bevrediging meer mee te bereiken is, kunnen wij het patroon van hun verhouding verbeteren. Maar als moeder dat wil doen, moet ze leren zien wat er achter hun gedrag steekt.

‘Houd in ‘s hemelsnaam op met dat geruzie. Jullie maken me dol!’ riep moeder uit een andere kamer. ‘Nou, Gert wil niet dat ik naar mijn programma kijk,’ riep Klaas terug. ‘Ik mag mijn programma ook best zien,’ antwoordde Gert woedend. Zuchtend en met grote tegenzin ging moeder naar de huiskamer om de ruzie bij te leggen.

Datgene waar het bij deze ruzietoestand eigenlijk om gaat, moet bij moeder zelf gezocht worden. De kinderen kibbelen over een televisieprogramma. Moeder ergert zich. ‘Je maakt me dol!’ zegt ze. We kunnen het geloven of niet, maar dat is nu juist de bedoeling van die ruzie: ze maakt moeder ‘dol’. Dat blijkt een doeltreffend middel te zijn om steeds weer haar aandacht te krijgen. Ze komt als scheidsrechter tussenbeide. De ruzie ergert haar en maakt haar van streek, ze houdt op met waar ze mee bezig is en ze komt binnen om ,orde op zaken te stellen’, maar eigenlijk schenkt ze haar kinderen overdreven veel aandacht en bewijst ze hun ten onrechte een dienst.

Moeder kan eenvoudig ophouden zich aan het gekibbel te ergeren zodra ze beseft dat zij daar niets aan hoeft te doen. We zijn dikwijls zo geprikkeld omdat we ons te zeer verantwoordelijk voelen voor onze kinderen en hun welzijn; als gevolg hiervan kunnen wij ons niet meer van hun problemen losmaken. De twist over het tv-programma is een zaak tussen Gert en Klaas. Moeder hoeft zich daar niet in te mengen. Als ze maar eenmaal van dit eenvoudige beginsel doordrongen is, hoeft ze zich ook niet meer boos te maken. Dan gaat ze gewoon door met haar werk en laat Gert en Klaas hun eigen probleem oplossen. Er bestaat een grote kans dat, wanneer moeder nalaat naar binnen te rennen, een van de kinderen wel naar haar toe zal komen. Moeder antwoordt dan! ‘Vervelend dat jullie het niet samen kunnen vinden, maar jullie komen er wel uit.’ Ze draagt de verantwoordelijkheid over aan de kinderen - waar die ook thuishoort - en weigert betrokken te raken bij iets waarmee ze niets te maken heeft. Ze ontneemt de kinderen ook het plezier van het verwachte resultaat waardoor hun gekibbel zin zou hebben.

Wat ook de aanleiding mag zijn van ruzies tussen kinderen, de ouders maken de zaak alleen maar erger als ze tussenbeide komen, de twist proberen bij te leggen, of de kinderen uit elkaar te halen. Iedere keer als een van de ouders zich met een ruzie bemoeit, ontneemt hij de kinderen de kans om te leren hoe zij hun conflicten zelf moeten oplossen. Wij kennen allemaal wel de situaties waarin sprake is van belangenconflicten en wij moeten allemaal leren hoe we zulke conflictsituaties moeten aanpakken. We moeten de kunst van het geven en nemen leren.

Iedere keer als moeder beslist wie van de twee welk programma mag zien, werpt ze zichzelf op als een autoriteit en leren de kinderen niets op het stuk van samenwerking, aanpassing en sportiviteit. Zolang wij alles voor onze kinderen blijven doen, zullen zij niet leren hoe ze het zelf kunnén klaarspelen. Dit geldt zowel voor ruzie maken als voor zelfstandig worden. Als alle geschillen voor een kind worden opgelost, zal hij nooit te weten komen hoe hij zich uit moeilijke situaties moet redden en zal hij steeds weer doelloos ruzie maken als hij beledigd is of zijn zin niet krijgt.

Het is voor ouders buitengewoon moeilijk om in te zien waarom zij niets met de ruzies van hun kinderen te maken hebben. Zij beschouwen het als hun plicht kinderen te ‘leren ‘dat zij niet steeds met elkaar overhoop moeten liggen. En ze hebben gelijk. Wij moeten ook inderdaad onze kinderen leren niet te kibbelen. De vraag is alleen hoe we dat kunnen bereiken. Als we tussenbeide komen en als scheidsrechter optreden, heeft dat helaas nooit enig resultaat. Hoewel de kinderen een ogenblik ophouden met kibbelen, leren zij niet hoe ze de volgende keer een conflict kunnen vermijden of het op een andere manier kunnen bijleggen. Als de kinderen het prettig vinden als wij tussenbeide komen, is er geen enkele aanleiding ermee op te houden. Als de ruzie geen ander resultaat oplevert dan een buil of zelfs een bloedneus (die overgaat), zal het kind dan niet geneigd zijn het conflict voortaan anders op te lossen? Als de pijn die hij tijdens een ‘strijd’ oploopt niet wordt verzacht door allerlei bijkomende, prikkelende resultaten, zal een kind voortaan veel voorzichtiger zijn, om te voorkomen dat hij nog eens bezeerd wordt. Op die manier kan een kind zelfs een gevoel van verantwoordelijkheid voor zijn broertje of zusje krijgen. (Natuurlijk kan moeder helpen de bloedneus te verzorgen, maar zonder partij te kiezen, zonder te zeggen wie gelijk heeft en wie ongelijk. ‘Vervelend, hè, dat je je bezeerd hebt met dat geruzie’ is al voldoende.)

Het volgende verhaal werd verteld door een moeder in een van onze studiegroepen.

‘Mijn man en ik besloten ons voortaan niets meer aan te trekken van de ruzies van onze twee kinderen. Gewoonlijk kwam er wel een van hen naar ons toe om over de ander te klikken. Wij stortten ons dan in de strijd en wezen een schuldige aan. Dat was een zenuwslopende toestand. Ik schreeuwde dan en deelde klappen uit en voelde me gedurende de rest van de dag heel gespannen. Toen zei ik op een goed moment tegen hen: ‘Ik vind dat jullie zelf je problemen wel kunt oplossen’ en ik bleef daar volkomen kalm bij, wat er verder ook werd gezegd. Al heel gauw was ik in staat me niets meer aan te trekken van wat er gebeurde en al even gauw kwamen de kinderen onze hulp ook niet meer inroepen. Op een dag hoorde ik de jongste zeggen: ‘Ik zal tegen mammie zeggen wat je hebt gedaan.’ Waarop de oudste zei: ‘Dat helpt je niets. Ze zegt gewoon dat je het zelf maar moet opknappen.’ Dat was het laatste wat ik hoorde. Ik kan u niet vertellen wat een enorm verschil dat is: geen partij meer hoeven trekken, je niet meer razend hoeven maken als het ene kind het andere zit te sarren. Ik heb echt geleerd dat de meeste ruzies ten doel hadden mijn aandacht te trekken en dat een klein kind veel beter op zichzelf kan passen dan je zou denken. Ik ben er dan ook vast van overtuigd dat ouders buiten de ruzies van hun kinderen moeten blijven, niet alleen voor het welzijn van de kinderen, maar ook omdat het ongeveer negentig procent van de spanning die met de opvoeding gepaard gaat, wegneemt.’

Moeder zat in de tuin met haar buren te praten. Margo van vier jaar ging het huis binnen, gevolgd door haar jongere broertje Bobby. Hij deed er wat langer over om de trap op te klimmen, zodat Margo al binnen was toen hij voor de deur stond. Ze deed, toen Bobby naar binnen wilde gaan, voorzichtig de deur dicht met een strakke, ernstige en bijna strenge uitdrukking op haar gezicht. Bobby begon te schreeuwen. Moeder holde de trap op, rukte de deur open, greep Margo bij de arm en gaf haar een mep. ‘Waarom doe je zo lelijk tegen je broertje? Hij had zijn vingers er wel tussen kunnen krijgen. Je blijft binnen tot je zover bent dat je je kunt gedragen.’ Moeder pakte Bobby op, ging naar haar stoel terug en hield hem op haar schoot. Al gauw klom hij eraf en ging weer spelen. Intussen klonk uit het huis zacht gesnik. Er ging enige tijd voorbij. Toen ging moeder naar Margo toe. ‘Wil je nu een lief meisje zijn?’ Nog meer snikken. Moeder nam het meisje op haar arm. Margo legde haar hoofd tegen haar schouder aan. Moeder droeg haar naar buiten en nam haar op schoot. ‘Stil maar. Je bent weer moeders lieve kindje. Ik weet wel dat je niet meer stout zult zijn.’

Niet alle ruzies tussen kinderen worden met woorden uitgevochten. De kleine Bobby krijgt veel beschermende aandacht. De handige Margo koestert een natuurlijke wrok sinds ze onttroond is. Die wrok wordt telkens aangewakkerd als moeder Bobby ‘in bescherming neemt’. Nu en dan kan Margo zich niet langer bedwingen. Ze heeft een grote behoefte aan moeders aandacht als bewijs dat ze haar ook lief vindt. Ze heeft ontdekt dat na de straf het liefdebetoon komt. Als moeder had gezien wat er werkelijk was gebeurd, zou ze hebben opgemerkt dat Margo de deur voorzichtig had dichtgedaan, zodat Bobby zijn vingers er niet tussen kon krijgen. Dat wijst eerder op een behoefte aan aandacht dan op wraak. Was het wraak geweest, dan had Margo er wel voor gezorgd dat Bobby’s vingers tussen de deur waren gekomen. Het was niet haar bedoeling haar broertje pijn te doen, maar om moeder erbij te betrekken - haar eerst uit te dagen en dan haar liefde te ervaren nadat ze ‘stout’ was geweest. En dat plan lukte voortreffelijk!

Als bij ruzies de kleinere kinderen in de verdrukking komen, kunnen de ouders er bijna altijd zeker van zijn dat de grotere kinderen er meer op uit zijn opschudding te verwekken dan kwaad te doen. Op een bijeenkomst van de Studiegroep voor Ouders kwam een moeder met het volgende verhaal:

Toen ze (die moeder) langs de open deur van de speelkamer liep, zag ze net dat Piet, van vier jaar, een speelgoedautootje boven het hoofd van Linda, van elf maanden, hield. Het leek erop of hij haar ermee op het hoofd wou slaan. Linda begon te schreeuwen. Moeder herinnerde zich het advies dat zij op de bijeenkomst van de studiegroep had gekregen, namelijk om zich niet met ruzies te bemoeien. Ze verzamelde al haar moed en liep de deur van de kamer voorbij. Maar ze bleef door de kier kijken. Ze stond verstomd van wat ze zag. Piet hield de deur, waar zij zojuist langs was gelopen, in de gaten en bewoog tegelijkertijd het autootje zachtjes boven Linda’s hoofd op en neer, maar raakte zijn zusje nauwelijks aan.

Nu kon moeder werkelijk geloven wat haar verteld was. Piet en Linda werkten samen om moeder erbij te betrekken. Al was ze pas elf maanden oud, Linda wist dat moeder zou komen als ze schreeuwde en dat er iets met Piet zou gebeuren. En Piet wist dat, als hij Linda aan het schreeuwen maakte, moeder naar hen toe zou komen. De kinderen werkten volledig samen om moeder maar te laten hollen.

Wanneer het ene kind het andere met een gevaarlijk voorwerp bedreigt, moet moeder in de regel wel tussenbeide komen en het rustig afpakken. Het is van het grootste belang zoiets kalm te doen, zonder opwinding, woorden en alle drukte die kinderen maar al te goed weten uit te lokken.

Tijdens de warme maaltijden konden de ouders niet met elkaar praten zonder gestoord te worden. Het gezin bestond uit Roos en Wim, van respectievelijk vier en zes jaar, de kinderen uit moeders eerste huwelijk, en Carl en Marjolijn, van respectievelijk vijf en zeven jaar, de kinderen van vader die hij opvoedde na de dood van zijn vrouw. Roos zat met haar voeten te zwaaien en gaf een schop tegen Carl’s been. ‘Pappa, Roos schopt me!’ klaagde Carl. Moeder kwam tussenbeide. ‘Roos, houd je voet stil en gedraag je.’ Roos begon te eten. ‘Pappa, Wim wil het zout niet aangeven,’ zeurde Marjolein. ‘Geef het zout aan, Wim,’ zei moeder. Wim gaf het zout. ‘Moeder, Carl stoot steeds tegen mijn elleboog,’ klaagde Wim. Ditmaal bemoeide vader er zich mee. ‘Houd je ellebogen thuis, Carl.’ De jongen trok zijn ellebogen weg. ‘Moeder, Marjolein heeft mijn servet gepakt,’ jengelde Roos. ‘Geef Roos haar servet terug,’ beval vader. Om beurten zaten de kinderen elkaar te plagen en het slachtoffer eiste onmiddellijk genoegdoening. Ten slotte barstte vader los: ‘Wanneer houden jullie eens op met dat eeuwige gekibbel? Kunnen we niet één keer rustig eten? Ik heb er schoon genoeg van. De volgende die weer lastig is krijgt er van langs.’ De kinderen aten verder zonder dat er iets gebeurde, maar niemand voelde zich op zijn gemak of blij.

Het gekibbel van de kinderen hield de aandacht van de ouders bezig. En dat was hun bedoeling. Daarvoor wilden ze best de goede stemming opofferen. Opvallend was dat elk kind zich bij zijn eigen vader of moeder beklaagde en dat deze de situatie wilde herstellen. Daarom probeert elk kind het kind van de stiefouder te sarren, zodat zijn eigen vader of moeder zich met hem bezig gaat houden. En dat werkt prima.

In sommige gezinnen beschermen de ouders hun stiefkinderen, in andere juist hun eigen kinderen. Maar in beide gevallen zullen de kinderen diegene uitdagen die het beste reageert.

Het feit dat de kinderen met hun plagerijen ophielden toen er met een pak slaag gedreigd werd, wijst erop dat het hun bedoeling was aandacht te krijgen. Anders had zo’n dreigement de verwarring alleen nog maar vergroot. Ze hadden voorlopig het maximum bereikt en waren bereid ermee op te houden. Bovendien schikte elk kind zich in de situatie nadat het hem was gelukt de aandacht van een van de ouders te krijgen. Ook dit wijst erop dat de ruzie inderdaad gericht was op het krijgen van aandacht.

Beide ouders kunnen hun kinderen alleen maar helpen als zij hun niet meer die overmatige aandacht schenken en hen zelf hun problemen laten oplossen. Als het gedrag van de kinderen aan tafel de rust verstoort, kunnen de ouders weigeren samen met hen te eten totdat ze bereid zijn van de maaltijd iets gezelligs te maken. Zodra er herrie ontstaat, moet aan de vier kinderen en-bloc te verstaan worden gegeven dat ze van tafel kunnen gaan. Op die manier kunnen ze leren zich aan tafel behoorlijk tegen elkaar te gedragen. Door ze weg te sturen raken de ouders niet bij het conflict betrokken, nemen ze geen deel aan hun ruzie en tonen ze standvastigheid.

De zesjarige Susan zat naast haar broertje Harry, van negen, die met zijn Legoblokjes iets aan het bouwen was. Allard, van zeveneneenhalf, hielp hem daarbij. Alles verliep kalm en vredig totdat Susan stiekem even met haar hiel tegen Harry aanduwde. ‘Hou op, Susan!’ riep Harry toen ze het nog eens deed. ‘Wat?’ vroeg Susan schijnheilig. Per slot had ze alleen maar even haar voet bewogen! Kon zij het helpen dat Harry haar toevallig in de weg zat? Weer deed ze het. Harry gaf Susan een stomp. Ze sprong op en rende grienend naar het raam en keek daar naar buiten. Toen liep ze naar een raam aan de zijkant en vandaar naar de slaapkamer aan de achterkant van het huis. Vanuit het slaapkamerraam zag ze moeder bezig in de rozentuin en op dat moment gaf ze een doordringende gil en barstte in tranen uit. ‘Moeder,’ riep ze uit het raam, ‘Harry heeft me geslagen... en heel hard.’ Moeder liet haar werk in de steek en kwam naar binnen. Ze keek naar de rode plek op Susan’s arm, troostte haar en ging naar de kamer van de jongens. ‘Harry, waarom heb je Susan geslagen?’ ‘Zij begon,’ zei de jongen. ‘Niet waar! Jij sloeg mij ineens,’ schreeuwde Susan, ‘ik deed niks.’ “t Is welles,’ riep Harry, ‘jij zat me aldoor te schoppen.’ ‘Moeder, ik heb niet geschopt. Ik zwaaide alleen maar wat met mijn voeten en toen raakte ik hem. Ik heb hem niet geschopt!’ ‘Zielenpoot,’ zei Harry woedend, ‘ik heb je niet eens hard geslagen.’ Moeder kwam tussenbeide. ‘Je moest je schamen. Susan is de kleinste en jij de grootste. Jij moest het voorbeeld geven. Je bent allen maar een vechtjas als je iemand tegenover je hebt die kleiner is dan jij. Zeg haar nu maar dat het je spijt. En sla haar nooit weer.’

Terwijl moeder Harry een standje gaf, zat Allard de situatie op te nemen. ‘Ik sla haar niet,’ zei hij. ‘Dat weet ik, schat. Jij bent een lieve jongen. Harry, wat doe je me toch aan. Waarom kun je je niet behoorlijk gedragen. Zeg nu maar dat je er spijt van hebt.’ Susan had haar tranen gedroogd en zat met intense belangstelling naar Harry te kijken. Ze zat met haar kin bijna op haar borst en ze keek hem van onder haar wenkbrauwen aan. Er speelde een voldaan glimlachje om haar lippen. ‘Het spijt me,’ bromde Harry, naar de grond kijkend. ‘Gaan jullie nu maar weer lief samen spelen,’ raadde moeder aan. ‘Jullie moeten allemaal lief voor elkaar zijn omdat je broertjes en zusjes bent. Je moet geen ruzie met elkaar maken!’ Moeder ging de kamer uit. Harry ging verder met bouwen. ‘Klikspaan!’ siste hij tussen zijn tanden. ‘Moeder zegt dat jij de liefste moet zijn omdat ik de kleinste ben,’ smaalde Susan. ‘Flauwe kul. Blijf van die dingen af. Die zijn van mij en ik wil niet dat je eraan komt.’ Susan draaide zich om en ging de kamer uit. ‘Ga maar weer klikken,’ zei Harry honend toen ze de deur uitging. Susan vond moeder in de keuken. ‘Moeder, Harry wil niet dat ik met hem speel. Hij plaagt me,’ zeurde ze. Moeder ging weer terug naar de kamer van de jongens. ‘Wat bezielt jou in ‘s hemelsnaam, Harry? Waarom laat je Susan niet met jullie spelen?’ ‘Ze gooit iedere keer alles door elkaar,’ zei Harry. ‘Harry, je bent erg vervelend. Kom bij me in de keuken zitten tot je met je zusje wilt spelen.’ Moeder greep Harry bij zijn arm terwijl Susan met een gerechtvaardigde verontwaardiging toekeek. Moeder bracht Harry naar de keuken en zette hem op een stoel. Hij bleef naar de grond kijken en aan zijn mond was te zien dat hij het er niet mee eens was. Voldaan richtte Susan zich tot Allard. ‘Laten we buiten gaan spelen, ja, Allard?’ ‘Goed, laten we in de tent gaan spelen.’ De twee kinderen holden naar buiten en sloegen de deur met een klap achter zich dicht.

Het komt zo vaak voor dat wij graag ook ogen in onze achterhoofd zouden hebben. In dit geval zou moeder ermee gebaat zijn geweest als ze werkelijk had gelet op wat de gezichten van de kinderen uitdrukten. Harry, die al een hele verantwoordelijkheid moet dragen omdat hij de oudste is, heeft het bepaald niet gemakkelijk nu hij zich aan zijn ‘zoete’ broertje en zijn ‘kleine’ zusje moet aanpassen. De verhoudingen tussen de kinderen worden gekenmerkt door een bijzonder grote rivaliteit en explosiviteit. Moeder, die ernstige pogingen doet de geschillen bij te leggen door de ruziezoekers te scheiden en die een preek afsteekt tégen ruziemaken en vóór broederliefde, maakt de zaak alleen maar erger. Zij kiest partij voor de provocerende kleinste door haar tegen het oudere en grotere kind te beschermen. Doordat zij haar dochtertje te veel in bescherming neemt, krijgt Susan nog meer de indruk dat zij de ‘baby’ is die vooral ontzien moet worden. Nu zij zes jaar is, kan ze best op zichzelf passen en hoeft ze niet meer beschermd te worden. Ook al zouden de grotere en oudere kinderen het werkelijk op haar gemunt hebben, dan nóg is ze zeer wel in staat zich te verdedigen. Nu moeder Harry als de schuldige aanwijst, doet ze precies wat Susan van haar heeft gewild: ze drukt Harry omlaag en haalt haar naar boven. Dit kat-en-muisspelletje blijft steeds aan de gang als ouders bij ruzies partij trekken. Het kind dat zich verslagen voelt, gaat wraak nemen op zijn succesvollere broertje of zusje. Zodra de ruzie lijkt te zijn bijgelegd, broeit er alweer een volgende. Telkens als de ouders partij trekken, komt het ene kind als overwinnaar uit de strijd, en het andere als verslagene. Men kan er vrijwel zeker van zijn dat het kind dat zijn ouders weet te overtuigen van zijn onschuld, degene is die met de ruzie is begonnen en wel door openlijk of geniepig zijn rivaal te sarren. Te proberen in de gunst te komen en één van de ouders aan je kant te krijgen loont ruimschoots de moeite, ook al bestaat de kans dat je een klap van je broertje krijgt. Het is dus rivaliteit wat achter de ruzie schuilt. Als we dat weten, kunnen gepreek en gemoraliseer over broederliefde nauwelijks meer enig effect hebben. En vooral niet wanneer die woorden tot steun dienen van de schuldige die zich als het slachtoffer voordoet. Gemoraliseer vergroot alleen het probleem omdat het een eis inhoudt waaraan men niet kan voldoen, en de spanning vergroot.

Had moeder maar een seconde naar Susan gekeken, dan had ze waarschijnlijk een andere kijk op de verhouding tussen de kinderen gekregen. Er staat altijd een zweem van voldoening te lezen op het gezicht van het kind dat geen standje krijgt. Degene die dat wél krijgt is uit de gunst - alweer! Susan heeft deze ruzie weloverwogen uitgelokt (hoewel ze geen idee had waarom), om Harry in moeilijkheden te brengen. Dat veroorzaakte opwinding en kon bovendien haar rol nog versterken. Doordat Susan wegholde om moeder te zoeken, voordat ze ging huilen, liet ze zich in de kaart kijken. Allard profiteerde van de situatie door erop te wijzen hoe ‘zoet’ hij was en versterkte daarmee zijn positie. Harry merkt dat hij weer de rol van de ‘stoute’ jongen speelt. Omdat hij vindt dat hij al lang tot deze rol is veroordeeld, doet hij zelfs geen poging meer om ruzies met Susan uit de weg te gaan. Hij weet dat het toch wel weer zover zal komen. Als moeder zich met de ruzie bemoeit, versterkt ze het verkeerde beeld dat elk van de kinderen van zichzelf heeft gevormd en in plaats van hun te leren met ruzie maken op te houden, laat ze hun zien hoe je van ruzie kunt profiteren.

Als moeder zich van de hele situatie niets had aangetrokken en Susan had laten merken dat ze best op zichzelf kon passen, en als zij het aan de kinderen zelf had overgelaten hun geschil op te lossen, zou dat geruzie al heel gauw niet meer zo leuk zijn geweest. Susan’s doordringende gil is een middel om het gewenste doel te bereiken en niet het gevolg van de klap. Als moeder zich van haar geschreeuw voortaan maar weinig zou aantrekken, zou Susan wellicht besluiten zo’n zinloze handelwijze op te geven.

Wanneer moeder en vader zelf ruzie maken, kunnen kinderen dat natuurlijk gaan imiteren. Zij beschouwen deze methode als een middel dat volwassenen gebruiken om geschillen te regelen en gaan er ook gebruik van maken. In zo’n geval kan ruzie maken als middel om problemen op te lossen een familietraditie worden, hoewel een opstandig kind het omgekeerde kan gaan doen en bepaalde opvattingen kan ontwikkelen die tegen die van de ouders indruisen.

Bij een ruzie is er altijd sprake van een machtsstrijd. Gelijken hebben geen conflict nodig om een superieure positie te verwerven. Zij kunnen geschillen oplossen zonder overwinning of nederlaag. Maar wanneer iemands eigen statusgevoel wordt bedreigd door het gemanoeuvreer van een ander, wordt het geschil een strijd. Als we partij kiezen voor de kleinste, de jongste tegen de oudste in bescherming nemen en opkomen voor het schijnbaar ‘verongelijkte’ kind, versterken we zijn gevoel van minderwaardigheid en leren we het slachtoffer hoe hij zijn tekortkomingen en zwakheden kan gebruiken om in de watten te worden gelegd, waardoor de situatie nog hachelijker wordt; en dat wilden we nu juist voorkomen. Als we hen aan hun lot overlaten, ontstaan er tussen de kinderen veel betere verhoudingen dan wij voor hen kunnen scheppen. Zij leren door de praktijk diplomatiek op te treden, elkaar als gelijkwaardigen te behandelen, eerlijk spel te spelen, rechtvaardig en welwillend te zijn en respect voor elkaar te hebben. En dat zijn nu juist de dingen die we onze kinderen willen leren. Wij kunnen hen het beste helpen door ons afzijdig te houden en hun de ruimte te geven.

Men kan, en moet ook een vriendschappelijk gesprek voeren over ruzie maken, waarbij alles wat ook maar zweemt naar verwijten of gemoraliseer vermeden dient te worden, en samen met de kinderen middelen en methoden vinden om de moeilijkheden uit de weg te ruimen. Maar zoiets lukt niet als de ruzie nog gaande is, want dan halen woorden niets uit -het zijn dan alleen maar extra wapenen in de strijd die aan de gang is.

Lees verder >>