20 Wees voorzichtig met toegeven: heb de moed 'nee' te zeggen

<< Terug

HOOFDSTUK 20

Wees voorzichtig met toegeven: heb de moed ‘nee’ te zeggen

‘Moeder, koop eens een nieuwe bal voor me,’ zei Steven op gebiedende toon. ‘Waarom in ‘s hemelsnaam?’ ‘Ik vind deze niet fijn meer. Kom mee, een nieuwe kopen.’ ‘Steven, ik ben te moe. We zullen hem morgen gaan kopen.’ ‘Nu!’ De jongen stampte met zijn voet op de grond. ‘Toe nu, Steven, we zijn vandaag al zoveel weg geweest. Eerst naar het zwembad, toen naar paardrijles, toen weer naar het zwembad. Kan die bal niet tot morgen wachten?’ ‘Ik wil nu meteen weg en een nieuwe kopen.’ Moeder bleef voorwenden dat ze te moe was. Haar zoon begon te huilen, te schreeuwen, te vloeken en haar ten slotte te schoppen. Toen gaf ze zich gewonnen, reed naar de winkel en kocht een nieuwe, grotere bal.

Moeder is er diep van doordrongen dat Steven te kort komt nu zij’ en pappie zijn gescheiden. Om dat wat goed te maken, wil ze Steven met van alles verwennen. Steven heeft dat in de gaten en gaat daarvan profiteren door alles te willen hebben wat hij krijgen kan. Als moeder tegen Steven’s volslagen onredelijke eisen ‘nee’ zou zeggen, zou hij gefrustreerd raken. Moeder denkt dat hij al genoeg te verwerken heeft en dat hem niet nog op de koop toe van alles ontzegd mag worden.

Er is werkelijk geen enkele reden waarom moeder niet aan iedere gril van haar zoon zou toegeven, zolang zij er zeker van is dat ze daartoe tot zijn dood in staat zal zijn. Steven hoeft helemaal niet te leren hoe hij zijn teleurstellingen de baas moet worden, zolang moeder kan garanderen dat ze altijd bij hem zal zijn om elke frustratie te voorkomen. Als het zo is gesteld, kan moeder haar rol van onderdanige dienares blijven spelen, alle beschimpingen en trappen van haar tiran blijven accepteren, hem steeds toestaan de orde te verstoren, haar te verachten, zichzelf als een machtig personage te beschouwen dat krijgt wat hij eist en er steeds knapper in te worden haar met zijn driftbuien in zijn macht te krijgen.

‘Moeder, mag ik vanavond met Linda naar een voorstelling in Carré?’ vroeg Carla, met de telefoon in de hand. ‘Haar moeder zal ons erheen brengen.’ ‘Nee, Carla, je weet dat ik dat niet goedvind als je de volgende dag naar school moet.’ ‘Maar, moeder, dit is echt een heel bijzondere voorstelling, en vrijdag is hij er niet meer.’ ‘Wat is er voor bijzonders aan?’ ‘Het is echt een heel leuk stuk over een hond - u weet wel, moeder, uit dat boek. Toe, mag het voor deze ene keer? Ik zal morgen niet moe zijn - dat beloof ik je.’ Moeder dacht na: - ik vind het vervelend haar iets te weigeren dat zo aan haar besteed is. Ze houdt zo van dierenverhalen. En dit is een goed verhaal. Ik neem aan dat het voor één keertje geen kwaad kan. Bovendien, als ik haar niet laat gaan, zal ze de hele avond zo stierlijk vervelend zijn dat ik het niet zou kunnen verdragen. - ‘Goed dan. Maar kom meteen na afloop thuis. Carla nam de hoorn weer op. ‘Ze zegt dat ik mag!’ riep ze opgetogen.

Carla heeft haar moeder al aardig getraind. Haar vragen klinken redelijk en overtuigend en ze speculeert op moeders verlangen het haar naar de zin te maken. Maar als moeder zou weigeren, zou Carla haar straffen door ondraaglijk vervelend te gaan doen. Carla krijgt haar zin. Moeder laat toe dat Carla maling heeft aan de orde en de dagelijkse gang van zaken verstoort. Wanneer moeder geen ‘nee’ kan zeggen, toont zij geen respect voor zichzelf, noch voor Carla en haar gezondheid, noch voor de gewone gang van zaken, noch voor de orde. Als moeder al die voorvallen eens zou optellen, zou ze er versteld van staan hoeveel keer ze al aan verzoeken onder het motto ‘voor deze ene keer’ heeft voldaan. Elk geval afzonderlijk kan volkomen redelijk zijn; maar de regelmaat van deze ‘overwinningen’ zou moeder aan het denken moeten zetten. Juist het dreigement dat in het verzoek besloten ligt, maakt van het verzoek een dictatoriale eis.

Als men zich verplicht voelt een kind zoveel mogelijk zijn zin te geven, is dat een misvatting, want het komt voort uit een slaafse houding die het egoïsme in het kind versterkt. Carla vindt dat ze in haar leven haar eigen gang moet kunnen gaan, anders... Haar aandacht blijft gericht op haarzelf en haar wensen, niet op wat de situatie vraagt. Haar vermogen om samen te werken is ondermijnd.

Als ze haar zin niet krijgt, zal ze het iedereen ondraaglijk maken. Carla is verwend. Ze heeft er geen idee van hoe ze een teleurstelling moet verwerken, hoe ze een weigering welgemoed kan opvangen en er dan het beste van maken. De droevige kant van de zaak is dat Carla in de maatschappij met verschrikkelijke moeilijkheden te kampen zal krijgen, wanneer ze in situaties komt te verkeren waarin niemand er belang bij heeft haar haar zin te geven.

Kortzichtigheid maakt het ons moeilijk in te zien wat de gevolgen zijn als we steeds aan elke gril van het kind toegeven, omdat wanneer we het kind zijn zin geven, de harmonie in het gezin tijdelijk is hersteld. Daarom is het verstandig in dit opzicht voorzichtig te zijn. Kinderen moeten leren hun teleurstellingen te verwerken. Het leven van een volwassene is er vol van. Het is pure nonsens te denken dat het kind wel in staat zal zijn teleurstellingen te verwerken als hij ouder is. Welke toverkracht moet tijdens het ouder worden zorgen voor die bedrevenheid die in de kinderjaren tot ontwikkeling had moeten worden gebracht? Het ‘ja’ en het ‘nee’ moeten zorgvuldig worden overwogen. Als de orde en de gewone gang van zaken vereisen dat er ‘nee’ gezegd wordt, kan Carla iets leren wat hard nodig is, namelijk hoe ze een teleurstelling moet verwerken.

De vierjarige Paul was met zijn moeder op weg naar de kruidenierswinkel en hij had een geladen waterpistool bij zich. Moeder draaide zich net op tijd om om te zien dat hij een vrouw water in het gezicht spoot. ‘Paul! Schaam je! Je moest beter weten. Doe dat ding weg.’ Het kind liet het pistool zakken, deed alsof hij het in de holster stopte, pruilde en keek naar de grond. Even later zag hij dezelfde vrouw en spoot haar weer in het gezicht. Verschrikt pakte moeder het pistool af en ze bood de vrouw haar verontschuldigingen aan. Paul schreeuwde en begon haar te stompen. Mensen bleven staan om te kijken wat er gebeurde. Snel gaf moeder Paul het pistool terug en zei: ‘Goed. Laten we doorlopen.’

Moeder had niet de moed ‘nee’ te zeggen. Ze kon het niet velen dat de mensen haar kind zouden zien huilen. Moeder heeft Paul erin getraind het gevoel te hebben te, vinden dat zijn eisen rechtvaardig zijn en dat hij zijn gang kan gaan, ook al is dat nog zo krenkend. Hij heeft op zijn beurt moeder zo goed getraind dat ze steeds bereid is zich aan zijn tirannie te onderwerpen.

Een groot aantal kinderen zal heftig zijn woede luchten als het zijn zin niet krijgt. Niettemin is moeder verplicht de orde te handhaven: ze mag Paul niet toestaan mensen nat te spuiten. Daar hij niet van zins is zich in te tomen, mag moeder hem het pistool niet laten houden. ‘Als je van plan ben het pistool in de holster te laten tot we thuis zijn, mag je het terug hebben.’ Moeder moet zijn recht om zijn woede te luchten respecteren, maar ook haar eigen recht om ‘nee’ te zeggen - ze moet het bovendien menen! Het is onaangenaam als mensen naar je staan te kijken; maar de opvoeding en de ontwikkeling van het kind zijn belangrijker. We moeten leren te letten op wat de situatie vraagt en niet letten op ‘wat de mensen ervan zeggen’. Moeder moet kiezen tussen haar gekwetste ijdelheid en haar plicht als moeder.

De driejarige Willie stond in het warenhuis bij een toonbank met speelgoed te jengelen. ‘Wat is er, Willie?’ ‘Ik wil dat hebben.’ Willie wees naar een speelgoedaccordeon die hij had willen pakken maar waar hij niet bij kon. ‘Nee, Willie, dat maakt te veel lawaai. Ik zal een autootje voor je kopen.’ Het kind dreinde: ‘Ik wil geen autootje. Ik wil dát!’ Moeder negeerde hem en keek weer naar de koopwaar op de toonbank ertegenover. Willie klampte zich aan moeders been vast en riep: ‘Ik wil dat! Ik wil dat! Ik wil dat!’ ‘In ‘s hemelsnaam dan. Ik zal het voor je kopen.’ Toen de bediende moeder het pakje overhandigde, greep de jongen ernaar. ‘Als we thuis zijn. Het maakt veel te veel lawaai in de winkel.’ Willie begon woedend te schreeuwen: ‘Nu! Nu! Nu!’ ‘Hier, dan mag je het dragen; maar je mag het niet uitpakken.’ Willie pakte het onmiddellijk uit. Moeder bleef hulpeloos toezien. Hij trok het accordeon open en dicht en het ding gaf een afschuwelijk geluid. ‘Mooi zo, Willie, nu weet je hoe het klinkt. Wacht nu tot we thuis zijn, anders pak ik het af.’ Hij bleef het dingen open - en dichttrekken. Moeder pakte het af. Hij begon weer te schreeuwen. Moeder gaf het ding terug. Het kind ging er weer op ‘spelen’. Moeder werd nu razend. ‘Wil je wachten tot we buiten zijn?’ Het maakte geen indruk op Willie. Ten slotte duwde moeder haar zoon de zaak uit. ‘Je maakt me razend. Waarom kun je niet eens wachten tot we buiten zijn ?’

Moeder heeft niet de moed ‘nee’ te zeggen en durft Willie’s teleurstelling niet onder ogen te zien. Hij moet met alle geweld zijn zin hebben en tevreden blijven. Willie heeft moeder onder de duim.

Het is absoluut niet nodig voor een kind alles te kopen wat hij graag hebben wil. Er is ook geen enkele reden waarom we telkens iets voor hem zouden kopen als we boodschappen aan het doen zijn. Op die manier verwennen we een kind gruwelijk en geven we hem het gevoel dat hij er recht op heeft. ‘Als moeder niets meer voor me koopt, houdt ze niet meer van me.’ Het kind is niet zozeer geïnteresseerd in het speelgoed zelf als wel in het feit dat moeder steeds iets voor hem moet kopen. Het speelgoed zelf betekent niet zoveel; daar heeft hij gauw genoeg van. Maar het feit dat moeder hem iets geeft wordt het belangrijkste van alles.

Speelgoed moet een nuttige functie hebben of in een behoefte voorzien. Men moet kinderen speelgoed geven op dagen waarop cadeautjes worden verwacht - of in de seizoenen waarvoor ze bestemd Zijn: een springtouw in het voorjaar, honkbal - en zwemspullen in de zomer, spelletjes voor binnenshuis in de winter, enzovoort. Het kind heeft zo zijn eigen denkbeelden over geld en boodschappen doen als hij met ons de winkels in- en uitgaat. Als hij steeds maar alles kan krijgen, krijgt hij het idee dat het geld in onbegrensde hoeveelheden aanwezig is, en op die manier krijgt hij een totaal verwrongen beeld van de waarde van goederen.

Willie’s moeder zou hem veel meer liefde tonen en van veel meer zorg voor zijn welzijn blijk geven als ze ervoor waakte hem steeds maar zijn zin te geven; en een afwijzende houding ten opzichte van het maar in het wilde weg kopen zou veel beter zijn. Zoals het er nu voorstaat, is zij beslist niet in staat een bepaalde orde te vestigen, omdat ze de moed niet heeft ‘ en bang is voor de represailles van haar kind en daarom niet een beslist ‘nee’ kan laten horen.

‘We hebben vandaag macaroni nodig, Laura. Wil jij uitzoeken welke soort je het beste lijkt?’ Dat vond Laura van zes, leuk en ze bekeek de rij dozen, koos er een uit en deed hem in het boodschappenkarretje. Moeder was het eens met de keuze, waarna het kind naar de toonbank met snoep holde, er iets uitzocht en het bij moeder bracht. ‘Nee, Laura, vandaag niet. We hebben thuis nog genoeg.’ ‘Maar ik wil dit vandaag hebben.’ ‘De volgende keer als we boodschappen gaan doen mag je dat hebben,’ zei moeder glimlachend. ‘Kom, help me even wat sinaasappels pakken.’ Laura bracht het snoepgoed terug en hielp moeder met de vruchten.

Moeder wil op een redelijke manier Laura tevredenstellen. Ze mag iets helpen uitzoeken. Dan deelt het kind enigszins in de verantwoordelijkheid. Maar toen Laura iets onredelijks vroeg, zei moeder op vriendelijke toon ‘nee’ en bracht haar ertoe mede te werken door haar voor de volgende keer iets in het vooruitzicht te stellen én door haar op iets anders te wijzen waarmee ze kon helpen. Laura leert zo hoe men doelmatig boodschappen kan doen.

Het is heel natuurlijk dat we onze kinderen een genoegen willen doen. Het geeft een gevoel van intense voldoening hun wensen te vervullen. Maar als we zover gekomen zijn dat we het kind zijn zin geven ten koste van de orde of uit vrees te veel aan zijn eisen toegeven, moeten we op onze hoede zijn voor de gevaren die deze daden met zich meebrengen. We hoeven het kind niet naar willekeur te weigeren wat het wil. Maar wanneer de wens’ of het verzoek, indruist tegen de orde of tegen wat de situatie eist, moeten we de moed hebben bij ons ‘nee’ te blijven en daarmee tot uitdrukking brengen dat we het beste met hen voorhebben.

Lees verder >>