15 Vermijd overmatige aandacht

<< Terug

HOOFDSTUK 15

Vermijd overmatige aandacht

Het gezin had een zomerhuisje gehuurd. Vader was aan het vissen en moeder was in de keuken bezig. De tweejarige Hilda stond bij de voordeur. ‘Mammie?’ ‘Ja?’ ‘Mammie?’ ‘Ja, schat?’ ‘Mammie...’ ‘Ja, schat?’ ‘Mammie...’ ‘Ja, schat, wat is er?’ ‘Mammie!’ Moeder ging naar het kind toe. ‘Wat wil je?’ ‘Lopen?’ ‘Straks.’ Moeder ging terug naar de keuken. Hilda bleef bij de deur staan, met haar neus tegen het raampje gedrukt. ‘Mammie?’ ‘Ja?’ Dit herhaalde zich drie keer. Toen het kind voor de vierde keer begon, kwam moeder weer naar haar toe. ‘Goed dan, Hilda, we zullen een klein eindje lopen. Maar ik moet op tijd terug zijn om voor het eten te zorgen.’ Moeder nam haar bij de hand, hielp haar het trapje af en toen gingen ze wandelen.

Hilda gaat niet naar moeder toe, nee, ze laat moeder naar háár toe komen. En moeder komt. Moeder reageert. Ze zwicht voor Hilda’s onrechtmatige eis.

Het kind dat voortdurend aandacht wil hebben, is onvermijdelijk een ontevreden kind. Hij vindt dat hij niets betekent en geen functie heeft als hij geen aandacht krijgt. Hij wil er steeds weer van overtuigd worden dat hij belangrijk is. En omdat hij daaraan twijfelt, zal geen enkele geruststelling indruk op hem maken. Moeder neemt notitie van hem. Enkele ogenblikken later vraagt hij zich af: ‘Weet moeder nog wel dat ik er ben? Tel ik nog mee?’ Dit is de eeuwige cirkel van de twijfel. Wat een afschuwelijke situatie! Wat kan moeder daaraan doen?

Wanneer het Hilda lukt moeder op iedere gril te laten ingaan, wordt die reactie een muur die haar insluit. Ze kan geen enkele andere kant meer uit. Wat Hilda doet heeft succes. Stel dat moeder zich terugtrekt en niet meer op onrechtmatige eisen wil ingaan. Dan zal Hilda, als ze niet meer de bevrediging krijgt waaraan ze gewend is - en na aanvankelijk in opstand te zijn gekomen - andere wegen zoeken om het gevoel te krijgen erbij te horen. Ze zal hulp nodig hebben bij het vinden van zinvolle middelen, anders kunnen haar pogingen tot nog destructiever gedrag gaan leiden. Moeder wordt dan haar goede gedrag gewaar en zal waardering daarvoor laten blijken. Zoals de zaken er nu voor staan, toont moeder alleen maar gebrek aan zelfrespect wanneer ze zich door haar dochter laat ringeloren. Ze toont ook gebrek aan respect voor Hilda omdat zij, door op haar eisen in te gaan, laat merken dat ze twijfelt aan het vermogen van het kind zichzelf bezig te houden zonder dat zij steeds klaarstaat.

Als Hilda roept, moet moeder niet telkens naar haar toe gaan. Ze kan er de eerste keer vanuit de keuken vriendelijk op reageren, maar haar zeggen dat ze het nu te druk heeft. Als Hilda haar daarna weer roept, hoeft ze gewoon niet te antwoorden. Voor een spelletje zijn er twee nodig! Het kind kan schreeuwen wat ze wil, maar moeder moet er dan van uitgaan dat Hilda maar naar haar toe moet komen, omdat zij met iets bezig is dat ze niet in de steek kan laten. Moeder heeft het recht met haar werk door te gaan en ze heeft de plicht het kind te leren wat de situatie vraagt te respecteren. Hilda heeft niet het recht om zomaar iedere keer te willen wandelen; en als ze billijk wil zijn tegenover Hilda, heeft moeder niet het recht toe te geven aan haar grillen. Hilda moet het nut gaan inzien van een ordelijke gang van zaken en zich voegen naar wat de situatie vereist. Er wordt een bepaald uur bestemd om te wandelen en dan wórdt er ook gewandeld. Als Hilda dan naar moeder toe gaat en haar vraagt of ze mee gaat wandelen, kan moeder zeggen: ‘Het is nog niet zo ver, Hilda!’ En daarmee afgelopen. Wat Hilda dan ook doet, moeder blijft standvastig en gaat verder met haar werk.

Een vriendin van moeder kwam op een middag koffie drinken. Terwijl ze zaten te praten holde Mary, de jongste van drie, de kamer in en vertelde dat haar speelmakkertje haar had geplaagd. ‘Ach,’ veronderstelde moeder, ‘ze voelt zich vandaag misschien niet zo lekker.’ ‘Waarom, mammie?’ Moeder probeerde op dat ‘waarom’ een antwoord te geven. Toen ze daar mee klaar was, vroeg het kind weer: ‘Waarom?’ Dat herhaalde zich steeds. Na een hele poos zei moeder dat Mary nu maar weer moest gaan spelen, zodat ze zich verder met haar bezoek kon bezighouden. Mary ging weg, maar kwam al gauw weer terug niet nog meer ‘waaroms’. Daardoor ging er veel tijd van het bezoekje af. Ten slotte gaf moeder haar vriendin toe: ‘Dat is nu haar manier om aandacht te krijgen als er iemand op bezoek is.’

Moeder weet precies wat Mary’s bedoeling is! Mary is de jongste en vindt dat alle aandacht op haar gericht moet zijn. Ze vindt het belangrijker om moeder af te leiden en te verhinderen dat ze opgaat in het bezoekje van een vriendin dan zelf vriendschapjes te sluiten met leeftijdgenootjes. Maar toch schijnt moeder niet in te zien dat haar dochtertje zich misdraagt. Ze praat haar gedrag goed. Moeder ziet wat haar dochtertje doet, maar is zich niet bewust van wat Mary met dit gedrag beoogt. Zodra moeder inziet dat haar kind haar alleen maar bezighoudt om in het middelpunt van de belangstelling te staan (omdat ze zich anders verwaarloosd voelt) kan zij haar helpen door haar die overmatige aandacht te onthouden, zodat Mary kan opgroeien en onafhankelijk worden.

Het is moeilijk een kind iets te leren als er gasten zijn. Maar de eerste keer dat het kind komt storen kan moeder zeggen: ‘Ik heb nu bezoek. Wat denk je, kun je met je eigen vriendinnetjes spelen en ons met rust laten? Of wil je liever naar je kamer gaan?’ Dan kan Mary kiezen en is het mogelijk dat ze meer geneigd is samen te werken.

We moeten altijd op onze hoede zijn als een kind voortdurend vraagt: ‘Waarom?’ Hoeveel keer wil het kind werkelijk iets weten? We onderschatten onze kinderen. Talloze keren vraagt een kind: ‘Waarom?’ hoewel hij het antwoord best weet. Om de aandacht van zijn ouders gaande te houden, staat hij al een nieuw ‘waarom’ te verzinnen. Wat staat er op zijn gezicht te lezen? Belangstelling? Bleek uit de vraag dat erover was nagedacht? Let u eens goed op. Er is grote kans dat vragen die voortdurend met ‘waarom’ beginnen, niets inhouden. Het kind vraagt: ‘Waarom?’ om zijn ouders met hem bezig te laten zijn. Hij merkt dat de ouders hem graag iets willen ‘leren’ en maakt daar gebruik van om aandacht te krijgen, niet om iets te leren! Wij kunnen daarachter komen door eens even met antwoorden op te houden en op het kind te letten. Als we merken dat er pasklare uitdrukkingen worden gebruikt, dat de volgorde waarin de vragen worden gesteld onlogisch is en dat ze steeds dezelfde vorm en inhoud hebben, en als er een nieuwe vraag wordt gesteld voordat de vorige is beantwoord, kunnen we er zeker van zijn dat we in de val zijn gelopen. We kunnen begrijpend tegen hem glimlachen en zeggen: ‘Ik vind het leuk dat ‘waarom’-spelletje met jou te spelen. Maar nu moet ik iets anders gaan doen.’ We kunnen ook volstaan met alleen maar glimlachen en zwijgen. Kinderen vinden het niet zo fijn als we hen ‘door hebben’. Wees niet verbaasd als het kind overdreven onschuldig doet, gebelgd is of zelfs nog meer pogingen doet om weer aandacht te krijgen. Tegen die tijd is het maar het beste gewoon de plaat te poetsen.

Jan van vijf, de op één na jongste van drie kinderen, is het ‘zoete’ kind in het gezin. Hij heeft alleen één ding gevonden waarmee hij moeder gek kan maken. Als zij aan het telefoneren is, ziet hij steeds kans haar te storen. Dan wil hij iets laten zien, vraagt of hij naar buiten mag, vraagt of er een vriendje mag komen spelen, wil hij wat eten, wil hij iets hebben waar hij niet bij kan, of wil weten waar bepaalde stukken speelgoed zijn. Soms onderbreekt moeder het gesprek om Jan antwoord te geven. Een andere keer geeft ze hem een uitbrander: ‘Schei nu uit en wacht tot ik klaar ben.’ Op dat moment begint hij zijn zusje te plagen en maakt haar aan het huilen.

Jan’s plaats in het gezin is die van het middelste kind. Hij vindt dat hij min of meer aan zijn lot wordt overgelaten. Maar hij heeft een prachtige manier gevonden om zich te laten gelden. Hij mag er dan niet in slagen moeders aandacht te krijgen als zij met de baby bezig is, maar als ze telefoneert ziet hij kans haar bij een andere volwassene weg te troggelen!

Jan is te veeleisend. Hij wil dat men voortdurend op hem let. Hij is alleen maar ‘zoet’ om daarmee moeders bijval te krijgen en niet om het haar gemakkelijk te maken. Moeder moet hem ervan afbrengen overmatige aandacht te eisen. Ten eerste moet ze inzien dat de ‘zoete’ jongen eigenlijk niet zo zeker is van zijn positie. Ze moet belangstelling voor hem tonen, maar niet wanneer hij te veel aandacht vraagt. Als moeder telefoneert, moet ze gewoon blijven doorpraten alsof de jongen er niet is, ook al kan ze geen woord verstaan van wat er aan de andere kant wordt gezegd. Haar vriendin, die daarvan op de hoogte moet worden gebracht, zal dan begrijpen wat ze anders misschien krankzinnig zou hebben gevonden! Tijdens het gesprek mag moeder niet één keer voor haar zoontje zwichten. Dat vereist standvastigheid en vastberadenheid, vooral wanneer Jan zijn zusje begint te plagen. Maar maak u niet ongerust. Het zusje kan daar wel tegen! Jan te leren zelfstandig te worden door niet afhankelijk te zijn van aandacht en bijval is zeker de moeite waard.

Wanneer we een kind de aandacht onthouden die hij in te hoge mate opeist, moeten we er beslist notitie van nemen als hij bereid blijkt tot samenwerking. Hierdoor kan het kind zijn manier van optreden herzien. Als Hilda alleen aan het spelen is en zich daar kennelijk prettig bij voelt, kan moeder eens opmerken: ‘Wat leuk dat je al zo goed op jezelf kunt passen!’ Als Mary goed met haar vriendinnetjes kan opschieten, kan moeder zeggen: ‘Ik ben blij dat je zo fijn hebt gespeeld.’ Als Jan aardig is zonder dat hij met zijn gedrag ergens op uit is, kan moeder vriendelijk zeggen: ‘Ik ben blij dat je het hier fijn vindt bij ons.’

Kinderen hebben onze aandacht nodig. Maar we moeten het verschil leren tussen normale en overmatige aandacht. Wanneer we ons te veel met het kind bemoeien op een moment dat de situatie daar helemaal niet om vraagt, of als we prikkelbaar of verdrietig zijn, kunnen we er zeker van zijn dat we te doen zullen krijgen met overmatige eisen. Bekijk de situatie. Hoe zit dit in elkaar? Kan het kind zich redden zonder dat we tussenbeide hoeven te komen? Hoe staat het kind tegenover onze reacties? Laten we hem zien dat hij het ook zonder ons kan stellen of laten we maar toe dat hij het hulpeloze kind blijft? Beschouwt hij zichzelf als een zwak en behoeftig kind? Teneinde onze kinderen te helpen voldoening te leren scheppen in hun leven door mee te werken in overeenstemming met wat de situatie vraagt, moeten we ophouden het hun mogelijk te maken resultaten te boeken door hen die op kortzichtige wijze te laten ‘grijpen’.

Lees verder >>