33 Neem het gemakkelijk op

<< Terug

HOOFDSTUK 33

Neem het gemakkelijk op

Claartje van vijf en Toos van zeven jaar stonden aandachtig bij het aanrecht toe te kijken hoe moeder twee stukjes chocola op de weegschaal legde, het gewicht noteerde en er daarna weer twee oplegde. ‘Die van Claartje weegt meer, moeder. Dat is niet eerlijk. Ik wil evenveel hebben,’ zeurde Toos. ‘t is hetzelfde, ‘t is hetzelfde,’ zong haar zusje. ‘Nee, Claartje, Toos heeft gelijk. Ik zal het nog eens doen.’ Moeder bleef de stukjes chocola wegen tot elk van de kinderen precies hetzelfde gewicht kreeg.

Moeder doet haar uiterste best om eerlijk te zijn. Die bezorgdheid is, in tegenstelling tot wat ze ermee beoogt, zeer schadelijk. Ze heeft hierdoor een gespannen sfeer geschapen en de wedijver tussen de twee meisjes verscherpt. Beiden wensen het volle pond en elk van hen wil er zeker van zijn dat de ander niet meer krijgt. Tegelijkertijd zorgen ze er samen voor dat moeder zich steeds weer ernstig beraadt over de vraag wat eerlijk is. Hoe is moeder in vredesnaam in zo’n situatie beland?

Ze is er ten onrechte van overtuigd dat ze ‘eerlijk’ moet zijn tegenover de kinderen en absoluut niet een van beiden mag voortrekken. Maar wie kan er altijd helemaal eerlijk zijn? Hoe kan moeder in ‘s hemelsnaam alles in het leven zo regelen dat Claartje en Toos altijd evenveel krijgen? Moeders al te grote bezorgdheid legt eerder de nadruk op het ‘krijgen’ dan op het bijdragen. Claartje en Toos zullen nooit tevreden zijn zolang ze deze verkeerde houding niet laat varen.

Moeder moet wat minder gespannen zijn, het wat makkelijker opnemen en niet zo bezorgd zijn over al te strikte eerlijkheid. Als ze heeft besloten dat ieder kind twee stukjes chocola mag hebben, moet ze die geven en het daarbij laten. Als de kinderen over de hoeveelheid willen kibbelen, moet moeder zich terugtrekken - desnoods op de wc. Laat de kinderen het zelf maar oplossen.

Moeder maakt zich erg bezorgd over Reiniers ontlasting. Die bezorgdheid voor zijn gezondheid geeft haar de overtuiging dat haar zoon zijn ontlasting moet doen wanneer zij dat wil. Moeder en zoon zijn feitelijk gewikkeld in een machtsstrijd. Hij weigert zijn ontlasting te doen, dus moet moeder het voor hem doen! Terecht maakt moeder zich dan bezorgd. Maar zolang ze vindt dat zij de verantwoordelijkheid voor Reinier op zich moet nemen, zal hij het zelf nooit doen. Hij kan dat patroon zijn leven lang aanhouden.

Moeder zou zich minder druk moeten maken en Reinier zijn ontlasting moeten laten doen als hij dat zelf nodig vindt. Dat moet zijn zorg zijn. Als hij zijn stoelgang niet meer hoeft aan te wenden als een vorm van protest, zal de natuur de normale lichaamsfunctie herstellen.

Moeder nam Thea, vijf jaar oud, mee naar een groot warenhuis om boodschappen te doen. Thea bleef voortdurend achter. Ze bleef bij alle uitstalkasten staan om te kijken wat erin lag, en als moeder stilstond om iets te kopen, liep Thea weg. De helft van de tijd die ze in het warenhuis doorbrachten, moest moeder op Thea wachten of haar achterna lopen. Ten slotte was zij haar dochter helemaal kwijt en raakte ze buiten zichzelf. Toen ze haar eindelijk had gevonden, zei ze: ‘O Thea, je hebt me de stuipen op het lijf gejaagd. Blijf nu in ‘s hemelsnaam bij me in de buurt. Ik wil je niet kwijtraken in dit grote warenhuis.’ Het kind keek haar moeder argeloos aan met grote, ronde ogen.

Als Thea met moeder uitgaat, speelt ze verstoppertje met haar. Het is erg leuk om moeder steeds zo van streek te zien. Thea verdwaalt niet; ze weet precies waar ze is. Moeder moet maar zien dat ze bij háár blijft.

Moeder moet haar bezorgdheid laten varen en de tijd nemen om haar kind op te voeden. Er zijn er twee voor nodig om dit spelletje te spelen! Als moeder merkt dat Thea niet meer in haar buurt is, moet ze rustig buiten haar gezichtsveld blijven. Het kind zal dan gauw beseffen dat moeder niet meer naar haar uitkijkt, en terugkeren naar de plek waar ze moeder heeft achtergelaten. Moeder is weg! Dan zal Thea het toch een beetje benauwd krijgen en zelf gaan zoeken. Moeder zorgt dat ze niet gezien wordt tot het meisje zich werkelijk ongerust gaat maken. Dan komt ze te voorschijn, maar zó dat het lijkt alsof ze nog steeds boodschappen aan het doen is. Als Thea dan angstig en huilend op haar toe komt hollen, moet moeder zich door die angst niet van de wijs laten brengen, maar kalm zeggen: ‘We waren elkaar kwijtgeraakt, hè?’ Vervelend was dat.’ Deze tactiek zou ze iedere keer moeten gebruiken als het kind wegloopt. Als moeder geen verstoppertje wil spelen, het allemaal makkelijk opneemt en er zich niets van aantrekt als ze Thea even kwijt is, zal het kind er echt wel voor zorgen dat ze in moeders buurt blijft.

Moeder zat in de huiskamer met een vriendin te praten. Om de paar minuten stond ze op en keek uit het raam om te zien of haar twee kinderen van zes en vier er nog waren, die met de buurkinderen opzij van het huis aan het spelen waren. Ten slotte vroeg de vriendin: ‘Wat is er toch voor interessants daarbuiten?’ ‘Och, eigenlijk niets. Ik wil me er alleen van overtuigen dat er niets met de kinderen aan de hand is.’

Maak je niet zo ongerust, moeder. Als er iets aan de hand is, zul je Het gauw genoeg te weten komen!

Daan, van tien jaar, hield moeder voortdurend gevangen in een overgrote bezorgdheid over hem. Iedere keer weer negeerde hij de afspraak om direct uit school naar huis te komen. Op een dag was hij om halfzes nog niet thuis. Moeder werd radeloos. Daar de jongen altijd op de fiets naar school ging, was ze er nu heilig van overtuigd dat hij onder een auto was gekomen. Ze had juist besloten het ziekenhuis op te bellen, toen Daan binnenkwam met zijn broek en schoenen onder de modder. Hij had een pot met niet al te schoon water bij zich. ‘Daan! Waar ben je in ‘s hemelsnaam geweest? Het is al halfzes. Ik heb me dodelijk zorgen over je gemaakt. Waar was je?’ ‘Ik ben naar die vijver langs de rijweg gegaan. Kijk, ik heb een paar kikkervisjes.’ ‘Hoe vaak heb ik je nu al gezegd om na school meteen thuis te komen, zodat ik weet waar je bent,’ zei moeder kwaad. ‘Je hebt niet het recht me zo in benauwdheid te laten zitten!’ Daan bleef onverstoorbaar voor zich uit kijken, terwijl moeder met haar tirade verder ging.

De volgende dag woonde moeder met een vriendin een bijeenkomst van de studiegroep voor ouders bij. Tijdens de besprekingen kwam een soortgelijk probleem naar voren. Moeder deed daar een idee op! Ze was voortaan altijd heel opgewekt als Daan thuiskwam. Maar toen hij een keer te laat thuis kwam, was zij verdwenen!

We kwellen onszelf vaak zo nodeloos en maken ons veel te veel zorgen. Wat erger is: de kinderen hebben dat door en maken er gebruik van om aandacht te trekken, een machtsstrijd uit te lokken óf ons iets betaald te zetten. In angst zitten over eventueel onheil kan daar niets aan veranderen. We kunnen alleen iets aan onheil doen nadat het heeft plaats gehad. Ons beste redmiddel is vertrouwen te hebben in onze kinderen en ons niet druk te maken voordat er werkelijk een beroep op ons wordt gedaan om in te grijpen.

Moeder had al het een en ander moeten verwerken. Toen Wim zes maanden oud was, had ze hem bij een pleeggezin moeten onderbrengen toen ze in de ellende van een echtscheiding verwikkeld was en een baan moest gaan zoeken. Toen hij twee was, hertrouwde ze en nam hem bij zich terug. Toen hij drie was, bracht ze hem weer -tijdelijk bij een pleeggezin onder, omdat ze haar tweede kind verwachtte. Nu hij vijf is, heeft het er alle schijn van dat hij erg ongelukkig is. Hoezeer moeder ook blijk geeft van haar liefde voor hem, de jongen gelooft er niet in. Als moeder Wim ‘nee’ moet verkopen of hem niet kan geven wat hij wil hebben, begint hij erbarmelijk te huilen en snikt: ‘je vindt me niet lief.’ Moeder wordt er radeloos onder. Wim schijnt zoveel dingen te verlangen die buiten haar bereik liggen of die echt niet goed voor hem zijn! Ze is ten einde raad en weet niet meer hoe ze hem moet troosten.

De moeilijkheid is dat moeder zich schuldig voelt omdat ze Wim vroeger bij een pleeggezin heeft ondergebracht. Hoewel dat toen in de gegeven omstandigheden het verstandigste was, vindt ze toch dat ze te kort geschoten is. Nu zit ze verschrikkelijk in over de gevolgen daarvan voor Wim. Ze vermoedt dat Wim vindt dat hij in de steek gelaten is.

Wim reageert op moeders houding en maakt er zelfs misbruik van. Hij kent haar zwakke punt en gebruikt dat als een stok om haar mee te slaan, zodat ze diep met hem begaan blijft. Hierdoor kan hij zijn macht over haar blijven uitoefenen. Zolang hij laat merken dat hij aan haar liefde twijfelt, zal zij zich in alle bochten wringen om hem die liefde te tonen.

Moeder weet dat ze van Wim houdt. (Hij ook!) Ze hoeft niet voor zijn ‘twijfels’ te bezwijken. Ze is een goede moeder zolang ze doet wat nodig is. Moeder moet leren niet bang te zijn voor Wim. Als ze gaat inzien wat de bedoeling van zijn gedrag is, kan ze dat proberen te ontzenuwen. Als Wim gaat snikken, kan moeder terloops zeggen dat ze het erg vervelend vindt dat hij er zo over denkt.

Een kind dat jaloers is, schept dezelfde soort problemen. Bij de komst van een nieuwe baby vragen we ons al af wanneer zich de eerste tekenen van afgunst zullen voordoen en we constateren dan al heel gauw datgene waarop we zaten te wachten! Onze pogingen om het oudste kind van dat vervelende gevoel af te helpen maken vaak dat hij ontdekt hoe goed hij er gebruik van kan maken. Zonder het te weten leren we hem jaloers te zijn. Zolang we ons door zijn jaloezie van de wijs laten brengen, zal het kind daar gebruik van maken. We kunnen ons het beste tegen deze nare toestand wapenen door er ons niets van aan te trekken en geen medelijden te tonen. We kunnen erop vertrouwen dat ook het kind onplezierige situaties gemakkelijk kan leren verwerken. Natuurlijk kan moeder na de geboorte van de nieuwe baby niet meer al haar aandacht aan het eerste kind besteden, maar hij zal zich heus aan zijn nieuwe rol aanpassen, als ze maar geen medelijden meer met hem heeft en niet probeert ‘goed te maken’ wat hij ‘te kort komt’. Het komt wel voor dat in bepaalde perioden het ene kind meer voordelen geniet dan het andere, maar ook dat hoort bij het leven en moet als normaal worden aanvaard zonder dat er te veel drukte van wordt gemaakt. Het kind zal zich alleen van jaloezie bedienen als die iets oplevert.

Het is verbazingwekkend hoeveel dingen we in onze kinderen vinden om ons ongerust over te maken. We houden hen angstvallig in de gaten, bang dat zich slechte gewoonten bij hen zullen ontwikkelen, we ondervragen hen om te weten te komen of ze misschien verkeerde opvattingen gaan huldigen, maken ons druk over hun moreel, piekeren over hun gezondheid en overladen hen met onze eigen opvattingen over wat er met hen moet gebeuren. In plaats van te vragen wat zij van een bepaalde situatie denken, nemen wij aan dat we dat al bij voorbaat weten. We sporen hen aan hun best te doen op school, zodat ze ons tot eer strekken, en we zetten hen aan tot activiteiten waardoor ze ‘tot ontwikkeling’ kunnen komen. We zijn wantrouwend en willen ieder ogenblik weten wat ze ‘uitspoken’. We gedragen ons bijna alsof we geloven dat kinderen als slechte individuen zijn geboren en met alle geweld ‘goed’ gemaakt moeten worden. We besteden er enorm veel tijd en energie aan om hun leven voor hen te leven. Hoeveel beter zou het niet voor alle betrokkenen zijn als we ons niet zo druk maakten, wat meer vertrouwen hadden in onze kinderen en hun de kans gaven hun eigen leven te leiden.

Onze bezorgdheid komt dikwijls voort uit het gevoel dat we niet weten wat we moeten doen. Maar het is niet nodig dat we ons met elk probleem dat zich voordoet, ‘bemoeien’. Veel problemen zullen vanzelf worden opgelost als we ons maar niet te druk maken, om de eenvoudige reden dat de kinderen juist veel problemen scheppen om onze aandacht te trekken. Het is zinloos een volmaakt leven te willen leiden. Dat zal ons niet lukken!

Wanneer we weten wat we wel en wat we niet moeten doen als onze kinderen zich misdragen, maakt ons zelfvertrouwen het mogelijk de dingen kalm op te nemen. Het is dan inderdaad mogelijk ons te ontspannen en van onze kinderen te genieten.

Lees verder >>