09 Breng respect voor orde bij

<< Terug

HOOFDSTUK 9

Breng respect voor orde bij

Wanneer we eenmaal bij het kind het respect voor de standvastigheid van de ouders hebben aangekweekt en ons eigen respect voor het kind hebben laten blijken, is het veel gemakkelijker hem respect voor orde bij te brengen.

Een kind heeft geen respect voor orde als hij nooit de gevolgen van wanorde heeft ervaren. Hij krijgt respect voor een scherp mes als hij zich in de vingers heeft gesneden, voor vuur als hij zich brandt, voor een omvallende fiets als hij hem niet goed neerzet, voor een aanstuivende honkbal als hij niet op tijd wegspringt. Al deze dingen behoren tot een orde die hij onmogelijk kan ontlopen. Hij bewijst dat hij rekening houdt met de wet van de zwaartekracht wanneer hij zijn voet uitsteekt als hij met zijn fiets dreigt om te vallen. Hij toont eerbied voor de kracht van een aanstormende honkbal door hem uit de weg te gaan als hij slecht gericht is. Hij leert te leven binnen de beperkingen van zijn fysieke wereld en gebruik te maken van natuurwetten. Woorden kunnen een kind niet aan zijn verstand brengen hoe hij op een fiets kan blijven zitten. De ondervinding leert hem dat. Zo moet een kind op elk gebied waarop respect voor orde nodig is, uit ondervinding leren door daden en niet door woorden. Wij moeten profiteren van situaties die tot leerzame ervaringen leiden.

Hanneke, negen jaar oud, zat in de huiskamer aan het bureau te schrijven. Wilma, van zeven, zat op de grond papieren poppen uit te knippen. ‘Opruimen als je klaar bent, meisjes,’ zei moeder toen ze door de huiskamer liep. ‘Ja hoor,’ zei Wilma, hevig geërgerd. Op haar gezicht stond te lezen: ‘Het is weer zover!’ Toen moeder even later weer door de huiskamer liep, zaten beide meisjes naar de tv te kijken.

Het bureau lag vol schrijfpapier en op de grond lagen bergen snippers en papieren poppen. ‘Jullie ruimen dat wel op, hè?’ maande moeder. ‘Ja, mam,’ zeiden de meisjes automatisch. Aan hun stem was nog steeds te horen dat ze er geen zin in hadden. Even later zag moeder dat de kinderen iets hadden gegeten en gedronken en hun bordjes en glazen op de tv hadden laten staan. Op de grond lagen koekkruimels. ‘Willen jullie in ‘s hemelsnaam die dingen nu eens opruimen? Kijk eens wat een rommel jullie hebben gemaakt!’ ‘Ja, mam,’ zei Hanneke geprikkeld, ‘we zullen het opruimen.’

Even later trof moeder Hanneke lezend op bed aan. Wilma was buiten aan het spelen. In de huiskamer was het een bende. Ze riep Wilma binnen en zei woedend: ‘Schiet op en ruim die boel op. We krijgen straks mensen te eten. Je weet dat ik de kamer netjes wil hebben. Je hebt me vanmorgen zelf geholpen hem schoon te maken. Waarom kun je iets niet opruimen als je ermee klaar bent? Voor je iets anders gaat doen moet je de dingen opruimen waar je mee bezig was. Dat weet je best.’ De preek van moeder ging verder. Hanneke en Wilma raapten knorrig hun spullen bij elkaar terwijl moeder kwaad heen en weer liep.

Natuurlijk weten Hanneke en Wilma wel dat ze de boel moeten opruimen. Maar ze hebben geen respect voor moeders woorden en evenmin voor de vereisten van de situatie. Het feit dat moeder hen op hun leeftijd nog moet waarschuwen de dingen achter zich op te ruimen, wijst erop dat vele jaren praten en preken niets hebben uitgehaald. Op hun negende en zevende jaar hebben de kinderen nog steeds geen gevoel voor orde en netheid. Als hun keurige moeder hen toespreekt, stellen ze haar tevreden met beloften die ze niet van plan zijn te houden, terwijl ze duidelijk hun afkeer voor haar waarschuwing laten blijken.

Gebrek aan respect voor orde is tegenwoordig een van de meest voorkomende klachten van ouders. Het schijnt dat kinderen over het algemeen deze vorm van rebellie tegen volwassenen kiezen. ‘Opruimen’ is een eis die alle ouders stellen en de meeste kinderen hebben er een hekel aan. Hoe meer moeder laat blijken dat ze gesteld is op netheid, hoe kwetsbaarder ze wordt voor het doeltreffende verzet van haar kinderen.

Kinderen moeten orde als een onderdeel van hun vrijheid beschouwen. Waar wanorde heerst, betekent dat een gebrek aan vrijheid voor allen.

Het probleem is dat van wederzijds respect. Respect voor de meisjes betekent dat moeder niet het recht heeft haar opvatting aan hen op te dringen. Respect voor zichzelf betekent dat zij niet het recht heeft de boel achter hun rug op te ruimen, hen na te lopen en hun toe te staan haar als een slaaf karweitjes voor hen te laten opknappen. In plaats daarvan kan zij de kinderen respect voor orde bijbrengen. Hoe krijgt ze dat gedaan? Ze kan beslissen wat zijzelf wil doen.

Als zij bepaalde dingen van de kinderen vindt die niet op hun plaats liggen, kan zij die opruimen en wegleggen - niet voor de meisjes, maar voor zichzelf, omdat deze dingen haar in de weg liggen. Alleen zij weet waar ze zijn, omdat zij ze zelf heeft opgeruimd. De meisjes weten nu niet waar hun spulletjes zijn omdat zij ze niet zelf hebben opgeruimd. Moeder blijft standvastig en vriendelijk. Dit is geen straf. Het logische gevolg van iets niet opbergen is dat men niet weet waar het is. De papieren poppen zijn weg. Zo ook de pen en het schrijfpapier. Als de bordjes en glazen niet worden opgeruimd, worden er geen lekkere hapjes meer in de huiskamer gegeten. Al deze maatregelen worden opgewekt en zonder wrok en de gebruikelijke woordenstroom uitgevoerd. Ze mogen op geen enkele manier op straf of vergelding lijken. De meisjes mogen in hun eigen kamer zoveel rommel maken als ze willen; moeder hoeft zich daar niet om te bekommeren, maar ze mag wel laten merken wat de gevolgen ervan zijn. In plaats van zich verslagen te voelen omdat ze de kinderen geen netheid kan bijbrengen, kan ze bijvoorbeeld weigeren de beddenlakens te verschonen of de kamer schoon te maken, zolang het in hun kamer een chaos is. De meisjes krijgen er dan misschien gauw genoeg van, vooral als ze hun sokken en hun blouse niet kunnen vinden. Om te voorkomen dat zij al te zeer ontmoedigd wordt door de wanorde kan moeder aanbieden éénmaal in de week hun kamer te helpen schoonmaken, als ze dat willen. Als ze dan samen met de meisjes aan de gang gaan, moet zij geen enkele opmerking over de wanorde maken, zoals bijvoorbeeld: ‘Kijk eens, wat verschrikkelijk... hoe kan je het uithouden!’ Het hele gesprek moet plezierig verlopen en mag over alles gaan behalve over wanorde. Naarmate de kinderen gaan inzien dat hun rommel moeder niet kwaad maakt en moeder weigert er een interessant spelletje van te maken waarbij het erom gaat wie er wint, kunnen ze tot de conclusie komen dat orde prettiger is. Als de rommel die ze in de rest van het huis maken, tot de verdwijning van hun spullen leidt, zullen ze die wellicht eerder opbergen.

Janny, drie jaar oud, liet haar driewieler op de oprit staan. Moeder riep haar toe dat ze het ding naar de achtertuin moest brengen. Janny deed of ze niets hoorde en bleef in de zandbak spelen. Moeder trok het meisje overeind, gaf haar een tik en liep met haar mee naar de driewieler. ‘Ik heb je gezegd dat je je fietsje weg moet zetten als je er niet meer op rijdt. En dat betekent dat je dat ook moet doen.’ Hierna sleurde ze aan de ene hand de driewieler en aan de andere hand haar huilende dochtertje mee.

Door moeders gewelddadig optreden wordt Janny niet geleerd dat er orde moet zijn. Moeder kweekt bij haar alleen een gevoel van vijandschap en rebellie aan. Kalme volharding blijkt effectiever te zijn. Moeder kan bijvoorbeeld de driewieler binnenzetten op een plaats waar hij zonder haar hulp moeilijk weg te halen is. Moeder kan zeggen: ‘Het spijt me, Janny, maar omdat je de laatste keer geen zin had je fiets op te bergen, mag je er ditmaal niet op rijden. Vanmiddag mag je het nog eens proberen.’ Deze laatste opmerking is voor Janny een aanmoediging, zodat ze de volgende keer misschien zelf haar fietsje zal wegzetten. Ook kan moeder het kind rustig bij de hand nemen, waarna ze samen de driewieler opbergen.

De elfjarige Klaas is herhaaldelijk te laat voor het eten. Hij is zo in de weer met zijn jongensachtige activiteiten dat moeder het steeds maar weer door de vingers ziet. Als hij dan eindelijk binnenkomt, warmt ze zijn maaltijd voor hem op en wacht tot hij klaar is met eten voor ze aan de afwas gaat.

Klaas heeft het klaargespeeld! Moeder is zijn toegewijde dienares die zich opgewekt ter beschikking heeft gesteld om zijn belangen te dienen. Hij meent dat hij recht heeft op deze extra bediening. Maar hij heeft geen respect voor orde, omdat die niet van hem verlangd wordt. Hij heeft begrepen dat goede sportieve relaties met de jongens en gezonde sportactiviteiten hoog bij zijn moeder aangeschreven staan. Waarom zou hij zich dan iets aantrekken van etenstijd? Die wordt wel verzet om aan zijn wensen tegemoet te komen.

Klaas’ gezonde body en de relaties met zijn vrienden zijn belangrijk. Maar die lijden geen schade als hij respect leert krijgen voor orde. Moeder kan tegen Klaas zeggen dat van nu af aan het eten om zes uur wordt opgediend en dat hij na die tijd geen eten meer krijgt. Hij moet zelf kiezen of hij wel of niet op tijd thuis wil zijn om te eten - en dat kan belangrijk voor hem worden als moeder er zich inderdaad niets van aantrekt of hij wel eet of niet.

Het werd voor moeder steeds moeilijker om Doortje, vier jaar oud, haar spullen te laten opruimen. Het gezin, waartoe een baby van veertien maanden, Claartje, behoorde, woonde in een klein huisje. Op een dag ging moeder naar het consultatiebureau. Diezelfde avond besprak ze met haar man een advies dat ze had gekregen. Hij stemde ermee in. De volgende ochtend liet Doortje haar pyjama zoals gewoonlijk op de grond liggen en liet overal haar speelgoed slingeren. Tegen twaalf uur vroeg moeder: ‘Wil je je spullen even opbergen?’ ‘Nee.’ ‘Goed. Als je vandaag nu eens niets hoefde op te bergen - wat zou je daarvan denken?’ ‘Dat zou fijn zijn,’ riep Doortje uit. ‘Dat is best. Maar geldt dat dan ook voor mij en hoef ik dan ook niets op te bergen?’ ‘Natuurlijk niet,’ zei Doortje en ze haalde haar schouders op. Die dag zette moeder niets van wat ze gebruikt had terug op zijn plaats. Overigens speelde en praatte ze net als altijd met haar dochtertje. Ze stelde haar voor al haar kleren eens na te zien en te kijken wat er gerepareerd moest worden. Ze gingen samen aan het werk. Maar moeder liet alle kleren op het bed liggen. Ook liet ze Claartje’s kleren en speelgoed slingeren. Toen vader die avond thuiskwam, was het huis één grote chaos. Hij hing zijn jas over de poppenwagen, gooide zijn das over de lamp, schopte zijn schoenen uit en liet ze midden in de kamer staan. Maar hij ging daarna gewoon met de kinderen spelen. Terwijl het avondeten opstond, voedde moeder Claartje. De tafel lag bezaaid met Doortje’s papieren, potloden en tekeningen, zodat er geen plaats meer was om te eten. Moeder ging in de huiskamer een tijdschrift zitten lezen. ‘Hoe staat het met het eten?’ vroeg vader na een poosje. ‘Het is klaar,’ antwoordde moeder. ‘Nou, zullen we dan gaan eten?’ ‘Dat kan niet’ zei moeder van achter haar tijdschrift. ‘Waarom niet?’ ‘Geen plaats voor de borden.’ Vader ging met zijn krant in een stoel zitten. ‘Ik heb honger, mam,’ zei Doortje. ‘Ik ook,’ antwoordde moeder. Doortje nam stilletjes de situatie op, ging naar de keuken, keek naar de tafel en kwam weer de huiskamer in. Ze schoof een poosje met haar voeten haar blokken over de grond en ging toen weer naar de keuken. Moeder en vader bleven lezen, heel goed wetend dat Doortje de tafel aan het opruimen was. Al gauw was ze terug en zei: ‘Mam, er is nu plaats om te eten.’ Moeder diende onmiddellijk het avondeten op en ze babbelden allemaal heel gezellig met elkaar.

Toen Doortje klaar was om naar bed te gaan, kon ze haar pyjama niet vinden. ‘Vervelend dat je hem niet kunt vinden, schat.’ ‘Maar hoe kan ik nu naar bed als al die rommel erop ligt?’ ‘Dat zal moeilijk gaan, hè?’ ‘Mam, ik vind dit niet leuk,’ riep Doortje en ze begon te huilen. ‘Wat zullen we er eens aan doen?’ vroeg moeder. ‘Ik geloof dat we beter alles op kunnen ruimen,’ antwoordde haar dochter.

Drie dingen leidden ertoe dat deze opzet slaagde. Ten eerste bleef moeder vriendelijk, waardoor de sfeer in huis plezierig bleef. Ten tweede liet ze na een preek te houden; ze sprak nauwelijks over wat er aan de hand was en als ze het deed, ging dat in telegramstijl. Ze sprak echter wel over allerlei andere dingen. En ten derde - en dat is het belangrijkste -moeder voelde aan dat dit een leerervaring was. Ze had niet de heimelijke bedoeling Doortje haar spullen te laten opruimen of op een andere manier met haar te wedijveren.

Een kunstmatige situatie als deze moet maar zelden op touw worden gezet. De waarde ervan ligt in de enorme schok, veroorzaakt door het feit dat de wanorde door het hele gezin beleefd wordt. Het zal geen schok meer veroorzaken als zo’n leerervaring te vaak wordt herhaald.

Een andere methode om de slordigheid van kinderen aan te pakken is het gebruik van een grote kartonnen doos, waar alles in gestopt kan worden. Moeder pakt alles op wat haar in de weg ligt maar niet wat de kinderen in hun eigen kamer laten slingeren. Alles, van vlakgom tot speelgoed, gaat in die doos. Het kan een danig vervelend karweitje worden om alles uit zo’n doos te moeten vissen.

Als de bende in de kamers van de kinderen te erg wordt, kan moeder gewoon nalaten er binnen te gaan. Als er schone kleren opgeborgen moeten worden, legt zij ze gewoon ergens anders neer, omdat ze geen zin heeft door al die rommel heen te moeten stappen. Waar moet ze die schone kleren trouwens neerleggen?

Verbeeldingskracht kan ons helpen een aangename manier te vinden om te vermijden dat we de kinderen dwingen netjes te zijn en hen toch te laten ervaren wat wanorde betekent, wat hen ertoe kan brengen rekening te houden met de vereisten van de situatie.

In de meeste gevallen van grove minachting voor orde is er sprake van een ernstige verstoring in de betrekkingen tussen ouders en kinderen. Die kan men niet verhelpen door bijvoorbeeld gebruik te maken van logische consequenties. De ouders moeten dan een plan opstellen om de verkeerde relatie met hun kinderen te verbeteren.

Lees verder >>