-04- lucht verwijderen uit een infuusleiding

verpleegkundige handeling; B1

voorbereiding

verplegende

    • Zorg voor een verzorgd voorkomen.

    • Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.

    • Kies de juiste methode afhankelijk of het infuus reeds aangesloten is, de hoeveelheid lucht en de plaats waar de lucht zich bevindt.

materiaal

    • Verzamel het juiste materiaal:

      • lucht verwijderen via flash-ball: fijne naald (G23), steriele spuit van 10ml,ontsmettingsmiddel op basis van alcohol, depper of kompres, nierbekken.

      • Door deconnecteren van de katheterleiding of via de driewegkraan: nierbekken en steriel kompressen.

kamer

    • Zorg voor voldoende privacy (aanwezigheidslichtje, gordijnen).

    • Zorg voor voldoende licht en ruimte.

    • breng het bed op de juiste hoogte

zorgvrager

    • Informeer de zorgvrager over de indicatie, de interventie en de werkwijze.

uitvoering

Tegen de leiding tikken

(kleine hoeveelheden lucht, de infuusleiding is nog niet aangesloten)

    1. Houd de leiding vertikaal.

    2. Tik met je vingertop krachtig tegen de leiding.

Leiding rond een balpen draaien

(kleine hoeveelheden lucht, de infuusleiding is nog niet aangesloten)

    1. Plaats ev. de rolklem onder de lucht: knik de leiding af, draai de rolklem open, verplaats de rolklem tot die zich onder de lucht bevindt, sluit de rolklem, laat de infuusleiding los.

    2. Draai de leiding van onder naar boven rond de balpen.

Via de flash-ball

(wanneer zak of fles leeg is en de leiding is gedeeltelijk doorgelopen)

    1. Plaats de naald op de spuit.

    2. Verwijder het beschermhoesje van de nieuwe infuusfles of viaflex.

    3. Sluit de rolklem.

    4. Neem de lege infuuszak of -fles van de infuushaak.

    5. Haal de infuusleiding uit de lege infuuszak of -fles, houd het insteekpunt steriel.

    6. Breng het steriele insteekpunt in de nieuwe infuuszak of -fles.

    7. Vul de druppelkamer gedeeltelijk.

    8. Plaats een nierbekken onder het gummi tussenstuk.

    9. Open de rolklem en volg de vloeistof en de lucht in de infuusleiding.

    10. Sluit de rolklem wanneer de lucht de flashball nadert.

    11. Ontsmet de flashball met een kompres en ontsmettingsmiddel op basis van alcohol.

    12. Prik de naald met spuit in de flashball, indien mogelijk in de richting van de infuuszak of -fles.

    13. Knik de leiding onmiddellijk achter de flashball af richting zorgvrager.

    14. Open de rolklem.

    15. Aspireer de aanwezige lucht.

    16. Verwijder de spuit met naald.

    17. Laat de infuusleiding los.

    18. Purgeer de spuit en breng het aanwezige infuusvocht terug in de infuusleiding via de flashball.

    19. Regel de toedieningssnelheid.

Door deconnectie van de katheterleiding of via de driewegkraan

(de infuusleiding is aangesloten, de leiding bevat relatief veel lucht of de lucht is reeds voorbij de flashball)

    1. Verwijder het beschermhoesje van de nieuwe infuusfles of viaflex.

    2. Sluit de rolklem.

    3. Neem de lege infuuszak of -fles van de infuushaak.

    4. Haal de infuusleiding uit de lege infuuszak of -fles, houd het insteekpunt steriel.

    5. Breng het steriele insteekpunt in de nieuwe infuuszak of -fles.

    6. Vul de druppelkamer gedeeltelijk.

    7. Plaats een nierbekken dicht bij de katheter of driewegkraan.

    8. Plaats een steriel kompres onder de connectie katheter - leiding of driewegkraan - leiding.

    9. Open de rolklem en laat de vloeistof in de leiding lopen tot de lucht de connectie nadert.

    10. Sluit de rolklem.

    11. Deconnecteer de leiding voorzichtig, houd alle aanzetstukken steriel.

    12. Purgeer de lucht boven het nierbekken.

    13. Verbind de infuusleiding terug met de katheter of de driewegkraan.

    14. Regel de toedieningssnelheid.

Door hevelen

(als 2 infusen die compatibel zijn samen worden toegediend, de leiding van 1 infuus bevat relatief veel lucht)

    1. Verwijder het beschermhoesje van de nieuwe infuusfles of viaflex.

    2. Sluit de rolklem van het lege infuus.

    3. Neem de lege infuuszak of -fles van de infuushaak.

    4. Haal de infuusleiding uit de lege infuuszak of -fles, houd het insteekpunt steriel.

    5. Breng het steriele insteekpunt in de nieuwe infuuszak of -fles.

    6. Verander de positie van de driewegkraan: dicht richting zorgvrager en open naar beide infusen.

    7. Breng het infuus waarvan de leiding lucht bevat naar beneden. Vloeistof van het ene infuus loopt nu naar het andere. Houd het infuus laag tot de lucht verwijderd is.

    8. Sluit de rolklem en hang het infuus aan de infuushaak.

    9. Breng de driewegkraan in de juiste positie: open naar de zorgvrager en beide infusen (indien zij gelijktijdig worden toegediend.

    10. regel de toedieningssnelheid van beide infusen.

nazorg

zorgvrager

    • Plaats het bed op de juiste hoogte en geef de zorgvrager een comfortabele houding.

    • Ga na of de zorgvrager nog vragen of noden heeft.

    • Oefen toezicht uit op het infuus en verleen indien nodig zorg bij het optreden van complicaties.

kamer

    • Open ev. bed- en raamgordijnen.

    • Plaats de infuusstaander zo dat de zorgvrager het verloop van het infuus kan volgen indien hij/zij dit wenst.

    • Doe het aanwezigheidslichtje uit.

materiaal

    • Ruim het gebruikte materiaal op gepaste wijze op.

verpleegkundige

    • Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.

    • Rapporteer schriftelijk in het verpleegdossier en mondeling aan de verantwoordelijke verpleegkundige.

Bronnen:

    • Medische verpleegkunde (2013). Onuitgegeven nota's bij een cursus voor het tweede jaar van de opleiding verpleegkunde. Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint Elisabeth Turnhout.

    • Ghekiere, V., Nelissen, G., Vander Stockt, D. & Wouters R. (2011). Infusiebeleid voor verpleegkundigen. Leuven: ACCO.

    • KHK, Departement Gezondheidszorg Campus Lier, Sint Aloysiusinstituut voor Verpleegkunde, Vierde Graad Verpleegkunde Lier. (2010). Stappenplannen, Technisch Verpleegkundige Verstrekkingen. Maarssen: Elsevier.

Laatste aanpassing: H. Gemoets 30/06/2015