Verpleegkundige handeling: B2
Zorg voor een verzorgd voorkomen.
Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Verzamel de nodige informatie over:
- de zorg: medisch voorschrift, indicatie
- de zorgvrager: extra nakijken van naam en geboortedatum, eerdere transfusiereacties, aanwezigheid van perifeer of centraal infuus, infuus met glucoseoplossing, bloedgroep en Rh- gegevens, kruisproef, ...
Specifiek materiaal: donoreenheid erytrocyten, transfusieleiding, 100ml NaCl 0,9%, infuusleiding met driewegkraan, ev. steriel afsluitdopje, niet-steriele handschoenen, BD-meter, t°-meter, registratieformulier voor parameters en eventuele reacties, nierbekken.
Eventueel: materiaal om infuus te prikken, bloedverwarmer, drukzak.
Bereken het druppeldebiet.
Voer volgende controles uit op de bloedzak, aanvraagformulier, bloedgroepkaart en verpleegdossier:
- identificatiegegevens
- resultaat kruisproef
- bloedgroep en Rh-factor
- vervaldatum
- reactie op koude agglutinines
- bewaringstijd buiten de koelkast (max. 1/2u)
Breng het unitnummer over van de bloedzak naar het verpleegdossier.
Laat nogmaals nakijken door een 2de verpleegkundige of arts.
Bereid de bloedeenheid voor:
- haal de transfusieleiding uit de verpakking
- sluit de rolklem ongeveer 20cm onder de druppelkamer
- sluit de transfusieleiding op een steriele wijze aan aan de bloedeenheid
- vul de druppelkamer tot aan het merkteken boven de filter door er voorzichtig op te duwen
- purgeer de leiding
Zorg voor voldoende privacy (aanwezigheidslichtje, gordijnen).
Zorg voor voldoende licht en ruimte.
Breng eventueel het bed op de juiste hoogte.
Controleer de naam en de geboortedatum van de zorgvrager.
Informeer de zorgvrager over de indicatie, de interventie en de werkwijze.
Controleer punctieplaats en infuus (reflux, inhoud lopend infuus, aanwezigheid 3-wegkraan) of prik een nieuw infuus met NaCl0,9%.
Vervang indien nodig het lopend infuus met 100ml NaCl0,9% en/of plaats een 3-wegkraan op de leiding.
Controleer de temperatuur, bloeddruk, polsslag en ademhaling van de zorgvrager en noteer deze op het registratieformulier.
doe niet-steriele handschoenen aan
Kijk na of de zijweg van de driewegkraan afgesloten is en verwijder het afsluitdopje.
Sluit de bloedlijn aan op de driewegkraan.
doe jouw handschoenen uit en pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Sluit de rolklem en de driewegkraan van de lijn met NaCl 0,9%, zet de driewegkraan open richting bloedlijn en start de toediening van het bloed
Dien de eerste 10 min de bloedeenheid toe met een inloopsnelheid van 20 à 40 dr/min.
Observeer de zorgvrager gedurende deze periode en controleer parameters.
Stel het juiste druppeldebiet in.
Blijf op regelmatige tijstippen parameters nemen volgens procedure (vb. gedurende het eerste uur om het kwartier, nadien elk uur). Noteer deze steeds op het registratieformulier.
Beëindig de transfusie.
Laat de transfusieleiding zo ver mogelijk leeglopen.
Maak een nieuwe infuuszak klaar indien je het oorspronkelijk voorgeschreven infuus terug moet toedienen.
Zet de rolklem van de transfusieleiding dicht en sluit de toedieningsweg af met de driewegkraan.
Spoel de infuuslijn met NaCl 0,9% tot deze volledig "bloedvrij" is en controleer gelijktijdig de punctieplaats.
Voer refluxcontrole uit en laat opnieuw traag inlopen.
doe niet-steriele handschoenen aan.
Ontkoppel de transfusieleiding van de driewegkraan en deponeer deze met de bloedzak in het juiste afvalrecipiënt.
Spoel de driewegkraan boven een nierbekken, met NaCl 0,9% vanuit de infuuszak en sluit de zijweg van de driewegkraan.
Zet de rolklem van de infuuslijn dicht, schakel het klaargemaakte infuus aan op de gespoelde driewegkraan en stel het juiste druppeldebiet in of plaats een steriel afsluitdopje op de zijweg van de driewegkraan.
Doe jouw handschoenen uit en pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Controleer de parameters nog tot 2u na de transfusie.
Geef de zorgvrager een comfortabele houding.
Informeer de zorgvrager dat hij/zij voorlopig de afdeling niet mag verlaten en direct moet verwittigen wanneer er zich bepaalde symptomen moesten voordoen zoals: jeuk, huiduitslag, rillingen, misselijkheid, braken, pijn in de borststreek of in de buik of hoofdpijn,...
Ga na of de zorgvrager nog vragen of noden heeft.
Plaats het oproepsysteem en het bedieningspaneel van het bed binnen handbereik.
Open bed- en raamgordijnen.
Doe het aanwezigheidslichtje uit.
Ruim het materiaal op gepaste wijze op.
Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Rapporteer schriftelijk op het specifieke document voor bloedtransfusie (parameters, eventuele reacties) en in het verpleegdossier en mondeling aan de verantwoordelijke verpleegkundige.
Laatste aanpassing: H. Gemoets 04/06/2014