-01- voorbereiden van een I.V.-infuus

verpleegkundige handeling B2

voorbereiding

verplegende

    • Zorg voor een verzorgd voorkomen.

    • Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.

    • Verzamel de nodige informatie in het verpleegdossier en bijsluiter of compendium over de zorgvrager (algemene gegevens, indicatie, allergie) en de medicatie: (voorschrift, samenstelling, tijdstip, dosis, toedieningsweg, vervaldatum, toedieningssnelheid, aard en hoeveelheid oplos- en verdunningsvloeistof, houdbaarheid na oplossing, incompatibiliteit met andere geneesmiddelen of infuusvloeistof, bijwerkingen, andere instructies).

    • Bereken de inloopsnelheid.

materiaal

    • Verzamel het juiste materiaal: alcogel voor handontsmetting, naaldcontainer, nierbekken, alcoholisch ontsmettingsmiddel en papieren doekjes, medicatie, ev. oplosvloeistof, niet-steriele kompressen, steriele optreknaald (G 18-19) en steriele spuit of transfernaald, infuusvloeistof, identificatieklever, kleefband, infuusleiding, ev. hulpmateriaal (driewegkraan, dosismeter,...).

    • Controleer de vervaldatum en helderheid van de infuusvloeistof en medicatie, controleer de vervaldatum van het steriel materiaal en ontsmettingsmiddel.

uitvoering

    1. Bij gebruik van een infuuszak: verwijder de beschermverpakking, houd de medicatiepoort steriel.

    2. Bij gebruik van een fles: verwijder de afsluitdop en ontsmet de gummistop gedurende 15 sec. met alcoholisch ontsmettingsmiddel.

    3. Voeg de medicatie toe met behulp van transfernaald (plaats eerst een insteekpunt in de flacon met medicatie en daarna het andere insteekpunt) in de fles/zak met infuusvloeistof) of spuit en optreknaald (gebruik voor elk soort medicament een andere spuit en naald of spoel de spuit m.b.v. de infuusvloeistof).

    4. Meng de medicatie met de infuusvloeistof door de fles of infuuszak enkele malen te draaien.

    5. Breng identificatiegegevens en uurverdeling aan.

    6. Haal de infuusleiding en ev. hulpmateriaal uit de verpakking, breng de rolklem onder de druppelkamer en sluit de rolklem.

    7. Schakel infuusleiding en ev. hulpmateriaal op een steriele wijze aaneen.

    8. Verwijder het beschermstopje van de infuusleiding en plaats het insteekpunt in de infuusfles of -zak.

    9. Bij gebruik van een infuuszak: sluit de luchtinlaat af.

    10. Bij gebruik van infuusfles: open de luchtinlaat of breng een luchtleiding met bacteriefilter aan.

    11. Vul de druppelkamer tot 1/3 of 1/2 of tot aan de markering.

    12. Open de rolklem voor het purgeren van de infuusleiding en hulpstukken.

    13. Sluit de rolklem wanneer de vloeistof de naaldhouder vult.

    14. Controleer de infuusleiding op luchtbellen en verwijder deze door de leiding verticaal te houden en met de vingertop krachtig tegen de leiding te tikken of door de leiding rond een balpen te draaien (gebruik deze laatste methode alleen wanneer de lucht zich bovenaan in de leiding bevindt).

nazorg

materiaal

    • Dien het infuus zo snel mogelijk toe, houd hierbij rekening met de houdbaarheid na oplossing.

    • Ruim het gebruikte materiaal op gepaste wijze op.

Bronnen:

    • Medische verpleegkunde (2013). Onuitgegeven nota's bij een cursus voor het tweede jaar van de opleiding verpleegkunde. Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint Elisabeth Turnhout.

    • Ghekiere, V., Nelissen, G., Vander Stockt, D. & Wouters R. (2011). Infusiebeleid voor verpleegkundigen. Leuven: ACCO.

    • KHK, Departement Gezondheidszorg Campus Lier, Sint Aloysiusinstituut voor Verpleegkunde, Vierde Graad Verpleegkunde Lier. (2010). Stappenplannen, Technisch Verpleegkundige Verstrekkingen. Maarssen: Elsevier.

Laatste aanpassing: H. Gemoets 04/06/2014