Miranda en Sebastiaan rennen en glijden door de slikken en schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe. Ze zijn op weg naar de hut van Prospero. De kinderen zijn onherkenbare modderschepsels geworden.
‘Dit is leuk,’ zegt Sebastiaan buiten adem. ‘Waar wonen jullie precies? Volgens mij zijn we hier al geweest.’
Miranda houdt haar oor bij een rietstengel en fluistert iets.
‘Wat doe je?’
‘Ssst, ik praat met insecten.’
‘Waarom?’
‘Ik wil weten waar ons huis is.’
‘Ben je de weg kwijt?’
‘Zo simpel is het niet,’ zucht ze. ‘Ons huis staat nooit op dezelfde plaats.’
Sebastiaan haalt zijn schouders op. ‘Dat snap ik niet.’
‘Tja, de palen onder onze hut zijn nogal ongewoon.’
‘Slapen jullie in een paalwoning?’
‘Ja, maar wel één met betoverde poten.
Sebastiaan probeert het zich voor te stellen. ‘Dus jullie huis kan wegwandelen?’
‘Ja, het wandelt de hele tijd. Vergeet niet dat alles steeds onder water loopt. Het is de enige manier om droog te blijven.’
‘Hoe weet je dan waar ‘s avonds je bed is?’
‘Tja, normaal vraag ik dat aan de dieren, maar vandaag willen ze niet meewerken. Ze sturen ons naar de vreemdste plekken. Ik krijg het gevoel dat mijn vader iets van plan is en dat hij mij erbuiten wil houden,’ zegt Miranda bezorgd.
‘Misschien is het mijn schuld.’ Sebastiaan durft Miranda niet aankijken.
‘Jouw schuld? Hoezo? Wat heb jij ermee te maken?’
Sebastiaan kan zijn tranen niet meer bedwingen.
‘Sorry, Miranda, ik weet niet hoe ik dit moet zeggen. Alfonso, de havenbaas, is mijn vader. Ik vind het heel erg wat hij gedaan heeft,’ voegt Sebastiaan er snel aan toe. Miranda glimlacht en geeft hem een knuffel. ‘Jij bent toch niet verantwoordelijk voor je vader,’ zegt Miranda. ‘Ik ben blij dat ik je uit het water heb gered. Trouwens, het wordt tijd dat de natuur en de haven elkaar vinden. We hebben ze tenslotte allebei nodig. Mensen hebben maar weinig haren en al helemaal geen veren, dus moeten we wel regenjassen maken. Ik vind de machines die plastic spullen produceren en containers stapelen ongelooflijk en ik wil straks de hele wereld zien aan boord van die grote schepen. Jij niet?’
Zo had Sebastiaan er nog niet naar gekeken.
‘Natuurlijk moeten we ook de natuur beschermen. Havens, geld en steeds grotere boten zijn verblindend. Als je niet oplet, wordt alles één grote en efficiënte machine. ‘Ja, mijn wereld is niet altijd gezellig meer,’ zegt Sebastiaan.
‘Er is evenwicht nodig.’
‘Klopt, maar hoe doen we dat?’
‘Ga mee in Doel wonen,’ stelt Miranda voor. ‘Veel huizen staan leeg en de enkele mensen die er nu wonen lijken me erg lief. Er is plaats om opnieuw te beginnen. Mensen en dieren samen! Winkels en cafés, maar ook modder en riet. Huizen en holletjes.’
‘Oké, maar je hebt ook ernstige dingen nodig zoals een gemeentehuis, de brandweer en zonnepanelen enzo.’
‘Klopt, ik zou niet weten hoe je een dorp maakt,’ geeft Miranda toe.
‘Misschien wil Aldo ons helpen.’
‘Wie is Aldo?’
‘Hij is de tekenaar en ontwerper van mijn vader.’ Sebastiaan en Miranda lopen en schuiven verder door het Verdronken Land en dromen luidop van hun ideale dorp met een bibliotheek, snoepwinkels, modderige zwembaden, boomhutten, beekjes om vlotten te maken en heel veel salamanders.