‘Dit wordt allemaal van jou,’ zegt Alfonso tegen Sebastiaan.
De havenbaas en zijn zoon staan op het dek van een schip dat puffend over de Schelde vaart.
‘Je bent nu tien jaar. Toch? Oud genoeg om het belangrijke werk van je vader te begrijpen.’
Sebastiaan kijkt verlegen weg. Langs de rivier liggen grote fabrieken en havendokken. Er komen vlammen uit de schoorstenen. Alfonso ademt diep in. ‘Heerlijk. Ruik je de toekomst?’
De geur van beschimmelde pindakaas en brandend piepschuim maakt Sebastiaan misselijk.
‘Wat wordt er in die fabrieken gemaakt?’
De arbeiders op het schip dragen allemaal dezelfde werkkleding en gele helmen. De buik van het schip is gevuld met schroeven, tandwielen en buizen. Het schip blijft amper boven water. Af en toe slaat er een golf over het dek. De dappere kapitein Eleonora houdt het roer stevig vast. Gelukkig is het mooi weer, denkt ze.
‘Vandaag wordt een belangrijke dag,’ gaat Alfonso onverstoord verder. ‘We gaan een reusachtige sluis bouwen. Schepen worden steeds groter,’ legt Alfonso uit. ‘Als we niet mee groeien, gaan ze naar andere havens.’
Is dat erg? denkt Sebastiaan, maar hij zegt niets. Alfonso vouwt een grote kaart uit. ‘Kijk, jongen, hier varen we nu.’
Vader en zoon zien hoe de rivier langzaam breder wordt en eindigt in stippellijntjes. ‘Daar gaan we bouwen,’ wijst Alfonso enthousiast. ‘Er is toch niets. Nu ja… gras en modder. Het is een zinloos gebied dat telkens onder water loopt.’
Het Verdronken Land van Saeftinghe, leest Sebastiaan in potloodletters. Onderaan de kaart staat de naam ‘Aldo’. Hij werkt voor Alfonso en kan heel goed rekenen en tekenen. Vandaag is hij mee aan boord. Hij moet de nieuwe havendokken ontwerpen. Aldo en zijn team brengen alles in kaart. Schepen, containers, schoorstenen. Het wordt allemaal keurig opgeschreven.
‘Lukt het, mijn waarde Aldo?’
‘Het grote werk is begonnen, meester,’ zegt Aldo enthousiast en hij geeft zijn verrekijker aan Alfonso. ‘Zie je die drie bomen daar?’
‘Ja, wat staan die daar nutteloos te zijn. Er moeten zo snel mogelijk machines komen.’
‘Ik weet het, baas. Onze arbeiders zijn al onderweg,’ zegt Aldo terwijl hij de elektriciteitsmasten telt. Vierduizend achthonderd en twee… Zijn telling wordt verstoord door voorbij vliegende ganzen.
‘De vogels zijn vandaag zo onrustig. Het lijkt wel alsof ze onze metingen bewust saboteren,’ mompelt hij.
'Rotbeesten. Maak je geen zorgen, waarde vriend. We gaan vandaag geschiedenis schrijven. Niets kan ons tegenhouden.’
Het valt Alfonso en Aldo niet op, maar langs de kant van het water, tussen het riet, houden steeds meer dieren het schip in de gaten.