De beren wandelen door het bos. ‘Als onze film klaar is geef ik een groot feest,’ zegt Leonzio. ‘Salpeter schrijf je dit op?’ Salpeter neemt een gouden pen en een frommelig papiertje uit zijn zak. ‘Ik, koning Leonzio, wil dat je alle konijnen, de piraten en zelfs muggen uitnodigt … en vos natuurlijk. Oh en vergeet Almerina en Gideone niet. Iemand moet later het verhaal vertellen.’ ‘Zeer goed sire’, mompelt Salpeter. ‘We hebben een gouden schaar nodig en rood fluwelen lint. Vraag aan de spinnen hun mooiste draad.’ ‘Komt in orde majesteit.’ ‘Oh en ik wil vuurwerk’, zegt Leonzio blij. ‘Vuurwerk oké. Moet er eten zijn?’ vraagt Salpeter. ‘Natuurlijk! Lekkere hapjes!’ ‘Aan wat had u gedacht majesteit?’ ‘Ravioli met egel-en slakkenvulling en veel snoepblokjes. Zoveel dat je er alles mee kan bouwen. Iedereen moet naar de film kijken in een eigen snoepkasteel dat je ondertussen kan opsmikkelen.’ ‘Willen we daar nog iets bij drinken?’ ‘Ja, honderd liter honinglikeur en paddestoelen limonade. Heb je dat opgeschreven?’ ‘Jawel majesteit,’ zegt Salpeter maar terwijl hij ‘paddestoelen limonade’ schrijft botst hij tegen Antonia. ‘Heuh… wat is er aan de hand? Waarom lopen jullie niet door?’ Leonzio gaat samen met Gigant en Theofiel kijken waarom de beren gestopt zijn. Ze staan aan de rand van een diepe ravijn. Beneden, in het dal, stroomt een wilde rivier vol hongerige krokodillen. Je kan er niet overheen. ‘Het zou handig zijn als hier een brug was,’ mijmert Theofiel. ‘Onmogelijk’ zucht Leonzio. ‘Hout kunnen we uit het bos halen maar er is geen touw of lijm of nietjes ?!’ ‘Sire, u vergeet de plannen van Beer Vinci!’ ‘Die kan een brug bouwen zonder touwen en plakband.’ ‘Je hebt gelijk! Maar hadden we professor De Ambrosiis niet in een brief om hulp gevraagd?’ ‘Jawel sire maar hij heeft nog steeds niet geantwoord.’ zegt Gigant. ‘Dan doen we het zelf,’ zegt Leonzio vastberaden. Even later bestuderen ze de oude tekeningen. ‘Ik tel euhm negel, telf , nee twaalf planken, zegt Theofiel. ‘Je hebt hem gehoord. Roderick trek met wat beren het bos in en kom zo snel mogelijk terug met twaalf planken.’ ‘Tot uw dienst Majesteit!’ Naast de tekening van de brug staat in sierlijke letters: ‘de spreuk in de rand brengt je naar de andere kant’. ‘Welke rand?’ ‘Hier, kijk!’ Op de rand van het papier staat ‘începe paralel și scânduril pod plutitor’. ‘Wat zou dat betekenen?’ Leonzio krabt over zijn voorhoofd. Ondertussen komen de beren fier uit het bos met twaalf redelijk rechte en stevige takken. Theofiel gaat met zijn poot over de geheimzinnige letters. ‘Zou het een spreuk zijn? Misschien moet je dit tegen de planken zeggen? ’ ‘Laten we het proberen.’ ‘începe paralel și ridică ...’ fluistert Leonzio. De beren wachten maar er gebeurt niets. ‘Misschien zeg je het niet juist. Plutitor is misschien Plutiooooor’ ‘Plutiooor’ herhaalt Leonzio. ‘Zo beter?’ ‘Zeg stoempige beren, hebben jullie gezien dat er naast de spreuk een gouden pen getekend is?’ zegt Vos die over de schouders van Salpeter meekijkt.’ ‘Misschien moeten we de spreuk niet zeggen maar schrijven!’ zegt Leonzio enthousiast. ‘Goed idee’ zegt vos’ ‘Salpeter ga twaalf gouden balpennen halen.’ Even later krabbelen de beren vreemde woorden op de houten planken. Beren kunnen beter tot twintig tellen dan mooie hoofdletters schrijven maar ze doen hun best. Zodra de vreemde zin op het hout staat voelen de planken anders. Als je ze optilt lijkt het wel of ze iets willen. De beren staan in de rij en komen één voor één hun plank op de brug leggen. Het is de beurt aan Antonia. Ze legt haar plank op de anderen. Het is alsof de planken beslist hebben om elkaar niet los te laten. ‘Dit is een wonder!’ roept Leonzio. De brug wiebelt een beetje maar blijft wel staan. ‘Hoe is het mogelijk?’ denkt de oude Theofiel. ‘Iedereen uit de weg. Ik ga wel eerst,’ zegt Vos. Hij zet zijn poten op de betoverde planken. Beneden in de rivier liggen de krokodillen hongerig te wachten.