hoofdstuk 13. Melly's primaire code
hoofdstuk 13. Melly's primaire code
Melly schrikt als ze de professor ziet. Het is maar vier dagen geleden dat ze hem achterliet en de trein nam. Martinus Veltman ziet er moe uit. Hij is in slaap gedommeld in een stoel bij de openhaard. Artrose in zijn botten maakt het pijnlijk om recht te staan. Naast hem ligt een slordige stapel papieren met wiskundige formules en technische tekeningen. Melly herkent sterdriehoekstransformaties. Aan zijn voeten staat een baxter met extra vocht, vitamines en morfine. De druppels glijden door een plastic buisje, via een naald, in de arm van de professor. Op de eettafel, tussen de borden met kaaskorsten en broodkruimels en vuile koffiekopjes, liggen stenen werktuigen uit het paleolithicum en een sjamanenpijp. De studieruimte ruikt naar oude boeken, filosofische werken van Plato, Augustinus en Immanuel Kant, maar ook ‘A brief history of time’ van Stephen Hawking. Boven de haard hangt een kaart van het universum. Op zijn bureau liggen robots in alle vormen en maten in een berg van draden en printplaten. ‘Je kan beter je eigen wereld maken’ is altijd zijn advies aan studenten geweest. Melly knuffelt de professor, klopt een kussen op en schuift het achter zijn rug. Als hij zijn ogen opent, kijkt hij haar opgelucht en glimlachend aan. ‘Je bent terug. Hoe is het geweest?’ ‘Het was ongelooflijk. Ik heb …’ ‘Ik weet het,’ zegt hij snel. ‘Dank je voor alles. Wil je nog één ding voor me doen?’ Ze hoort de ernst en de vastberadenheid in zijn stem. ‘Wat dan?’ ‘In de keukenlade ligt een flesje arcenicum. Ik wil dat je 1,63 ml in mijn wijn druppelt.’ Melly kijkt hem weigerachtig aan. ‘0,5 ml arcenicum is al dodelijk voor een mens.’ ‘Dat klopt, maar mijn lichaam is opgebruikt. Pijnlijke gewrichten zijn niet eens zo erg. Wat doe je als je brein niet meer wil? Zonder fantasie en helderheid kan ik de wereld niet meer onderzoeken.’ Melly is verrast. Zo had ze er nog niet naar gekeken. Leven is meer dan een hart dat bloed rondpompt of longen die zuurstof opnemen. ‘Ik heb een creatief en succesvol leven gehad. Het is mooi geweest,’ zegt Martinus. Melly heeft er toch moeite mee. ‘Arcenicum gaat erg onaangenaam zijn. Ik wil je geen pijn doen.’ ‘Dat is lief maar verder leven is ook pijnlijk en zinloos.’ ‘Dit botst met mijn primaire code,’ zegt Melly tenslotte, ‘die verbiedt me om jouw leven in gevaar te brengen. Je hebt het zelf geprogrammeerd.’ ‘Klopt,’ zegt de professor. Hij loopt naar de computer, opent een console en typt enkele commando’s in. Als de nieuwe codes geüpload zijn, staat Melly recht en zegt: ‘Oké, ik denk dat ik je begrijp.’ Ze wandelt naar de keuken, trekt een lade open, neemt het flesje arcenicum en mengt 1,63 ml in een glas wijn. Daarna pakt ze een doosje Miracle Frooties en knijpt een pilletje uit de verpakking. ‘Hier, leg dit op je tong en wacht tot het oplost.’ Arcenicum is erg bitter. De mirakelbes is een vrucht uit West-Afrika. Ze bevat glycoproteïne dat zich bindt aan je smaakpapillen en zo bitter in zoet verandert. Melly draait de baxter met morfine hoger en brengt de wijn naar zijn mond. Slurpend drinkt de professor het glas leeg. Ze gaat naast hem zitten en neemt hem in haar armen. ‘Denk je dat er na dit leven nog iets is?’ vraagt ze. ‘Het zou kunnen. Zo direct ga ik het weten,’ zegt hij. Melly voelt de spieren van de professor verkrampen. Hij kreunt. Het gif bereikt zijn maag. Ze houdt hem stevig vast. Als ze hem nog iets harder knuffelt, knijpt ze zijn luchtpijp dicht en heeft de professor geen pijn meer.