Bomen en planten zijn het dorp langzaam aan het uitwissen. Brievenbussen, hekken, straatborden, overal is op geschilderd en getekend.
‘Wat is er hier gebeurd?’ vraagt Sebastiaan. Hij en Miranda lopen door verlaten straten.
‘Ooit woonden hier mensen. Ze moesten weg omdat er nog meer haven zou komen.’ Miranda vertelt over het wegpesten van de laatste bewoners. De ramen en deuren van de huizen zijn dichtgemaakt met ijzeren platen. Gelukkig weet ze welke roosters van keldergaten los liggen of welke zolderramen open staan.
‘Doe dit nooit zonder mij,’ zegt ze terwijl ze een piepende keukendeur zachtjes openduwt. ‘Vloeren zijn soms zo rot dat ze onmiddellijk instorten als je erover loopt.’
Er zijn huizen waar nog ontbijtborden en kopjes op tafel staan en huizen waar witte lakens over alle meubels hangen. Het lijken wel spoken. Miranda kent elke woning in Doel. Ze weet precies waar je een haardvuur kan stoken of waar een voorraad oude en taaie snoepjes ligt of waar je een kamp kan bouwen met kussens en dekens. Het leukst vindt ze huizen met boeken. Ze heeft ze allemaal gelezen. Miranda trekt graag lades van oude kasten open. Ze zitten vol foto’s, brieven en heel soms nog een paar Doelse florijnen. Met deze munt kon je in Doel de bakker of de fietsenmaker betalen.
‘Wist je dat mijn vader vogels verboden heeft om op de daken te zitten?’
‘Echt?’
‘Vorig jaar is een huis ingestort omdat een musje haar nest wilde bouwen in de dakgoot.’ Miranda blijft ineens staan.
‘Wat is er?’
‘Er is hier iemand.’
‘Waar?’
Ze snuffelt over de grond. Miranda heeft leren ruiken van de hamsterratten. Sebastiaan loopt achter haar aan.
‘Ssst, kijk!’ Door het stoffige raam zien ze kinderen spelen op straat.
‘Ik dacht dat Doel verlaten was.’
‘Er zijn blijkbaar weer nieuwe mensen komen wonen,’ stelt Miranda verwonderd vast.
‘Komen jullie?! Het eten is klaar,’ zegt een man in een deuropening. Hij staat te praten met een dame die een pijp rookt. Ze komt Sebastiaan bekend voor. Was ze niet de kapitein van het schip? Eleonora of zoiets. Ze is wel aardig, denkt hij.
‘Echt?’ zegt Miranda nieuwsgierig. ‘Toch mogen ze ons niet zien,’ fluistert ze teleurgesteld. Mijn vader wil niet dat ik met mensen praat.
‘Wacht, ik weet iets’, zegt ze. ‘We geven de nieuwe mensen van Doel een cadeautje. Laten we het verstoppen.’
‘Oké, maar hoe gaan ze het vinden?’
‘Euhm … schelpen!’ roept Miranda enthousiast. Ze geeft Sebastiaan wat schelpen uit haar tas en samen leggen ze een spoor naar het geheimzinnige pakje.
‘Kom mee, we hebben op de dijk afgesproken met de dieren.’