Remi de Puydt zit in zijn kantoor aan de rue Lambermont in het centrum van Brussel. Zijn telefoon rinkelt. ‘Hallo, ja met Remi. Wat zeg je? … tot waar?’ Op de achtergrond hoort hij arbeiders graven. Soms klinkt er een explosie.’Remi had niet gedacht dat de graafwerken aan het kanaal en de tunnel zo vlot zouden lopen. Een jaar geleden zijn ze aan de boerderij van Buret in Bernistap begonnen. Ondertussen is de tunnel al voor de helft klaar. Een legertje van tweehonderd arbeiders gaat de bergen te lijf met een schep en buskruit. Het project staan onder leiding van Clement Salom. Salmon is net als hij ingenieur en zijn eeuwige rivaal. Remi heeft ook gesolliciteerd. Hij heeft meer ervaring maar koning Willem heeft de job toch aan Salmon gegeven. Remi is nog steeds woedend. Zijn spionnen brengen dagelijks verslag uit. In opdracht van Remi proberen ze de werken te saboteren. Ze hebben al geprobeerd om de arbeiders aanzetten tot revolte en om gereedschap te stelen en zelfs om de tunnel op te blazen. Voorlopig zijn alle sabotage pogingen mislukt. ‘Kan je dat herhalen?... Hoeveel doden zijn er gisteren gevallen? Oh veertien arbeiders…. Nee sorry zestien’ Remi schrijft de informatie op. ‘Vijf door een ontploffing in de tunnel, twee door uitputting...’ Het zijn getallen waar Remi niet van opkijkt. Het is zwaar werk. Buskruit is een zeer gevaarlijk goedje. Arbeiders hakken eerst een gat in de rotsen, schuiven er een staaf buskruit in en steken de lont aan. Daarna moet je zo snel mogelijk weg rennen. Dit is vragen om ongelukken. Er wordt beweert dat ze de gestorven arbeiders gewoon laten liggen en verder graven. De dode lichamen komen in de bedding van het kanaal terecht. Voor hem op zijn bureau ligt een pakje tabak, een pijp en een potje buskruit. Remi mengt het buskruit voorzichtig door de tabak.