De laatste sneeuw op het schild van schildpad smelt weg in de zon. ‘Brrrr…. dat was koud hé?’, zegt Julia. ‘Ja’, antwoordt schildpad. Ik ga heks vragen of de betovering te heffen.’ Nee, niet doen’ zegt Julia … waar gaan ijsbeer en de pinguïns dan wonen?’ ‘Dat is ook waar,’ zegt schildpad.
Julia loopt behendig over een omgevallen boomstam. Ze spreidt haar armen als een koorddanseres. ‘Kijk ... zonder handen!’ ‘Hé… wat is dat?’
Er blinkt iets in het gras. Julia springt van de boomstam en bukt zich om het op te rapen. ’Het is een pareltje. Kijk wat ik gevonden heb!’, zegt ze tegen schildpad. ‘Niet aankomen, laat het onmiddellijk vallen!!!’, roept hij geschrokken. Julia gooit het pareltje van schrik in de struiken.
‘Waar heb je dat vandaan?’ Het lag daar in het gras te blinken,’ zegt ze beteuterd. Schildpad kijkt paniekerig om zich heen. Hij staat te luisteren. Er gebeurt niets. ‘Oef … we hebben geluk. Ik denk niet dat ze iets gemerkt hebben.’ ‘Hoezo… wie zijn ze? Ik snap er niets van.’
Schildpad loopt voorzichtig naar de plaats waar het pareltje terecht is gekomen. Met een tak duwt hij de struiken opzij. Daar ligt het te glinsteren.‘Wat is het?’ vraagt Julia. ‘Het is een reuzenzaadje.’ ‘Komt er een reuzen plant uit?’ ‘Nee … een reus.’ Julia kijkt hem vol ongeloof aan. ‘Reuzen groeien onder de grond. Ze staan op als ze volgroeid zijn. Je hebt vast al gemerkt dat er in het bos soms bomen zijn omgevallen.’ ‘ Ja, we zijn er al een paar voorbij gewandeld.’ ‘Precies… dat komt niet door de wind. Als je een kuil of een omgevallen boom ziet dan is daar een reus opgestaan. Niet veel mensen hebben dit al gezien. Reuzen zijn heel schuw.’
Schildpad veegt wat aarde over het zaadje. ‘Kom we gaan verder...’ zegt hij.