Francine zit op een picknickdeken aan de slotgracht van kasteel Brunsode. Een dienstmeid wappert haar met een waaier koelte toe. Boten met ijzererts en steenkool varen de Ourthe op ‘Wilt u een kopje thee, mevrouw de Buse?’ ‘Thee? Bij deze warmte? Breng me iets fris … limonade met ijsblokjes’, zegt ze geïrriteerd. Het dienstmeisje laat de wapper vallen en rent naar de keuken. Francine zit te wachten. Haar man Clement Salmon kan elk moment thuis komen. Hij leidt de bouw van het nieuwe kanaal dat stroomopwaarts gegraven wordt. Het is de reden waarom ze hier wonen. Francine is opgegroeid in Brussel. Twee maanden geleden is ze met Clement getrouwd in de Sint-Michielskathedraal. Het huwelijk was een idee van haar ouders. De familie Salmon is rijk geworden met de industriële productie van ijzer. Zelfs de koning Willem 1 was op het huwelijksfeest. Toen hij aan Clement de opdracht gaf om het nieuwe kanaal te graven was ze heel fier. Haar man is één van de jongste ingenieurs ooit die zo'n groot project mag leiden. Maar nu heeft ze er spijt van. Er is hier niets te doen. Francine mist de cafeetjes en het theater en de muziek van de grote stad. Op het laken naast haar liggen flesjes parfum. Ze druppelt wat parfum op haar handen, brengt die naar haar neus en ademt diep in. Ze probeert de geur van het platteland en de koeien aan de overkant in de wei te vergeten.