Julia bibbert. ‘Heb je het koud?’ vraagt Schildpad. ‘Ja, vreemd he. Het is zomer?!’ ‘Tja … dit deel van het bos is altijd koud. Ik weet niet hoe het komt. Een oude betovering ofzo. Heks weet er vast meer van.’
Er steekt een gure wind op en de eerste sneeuwvlokken dwarrelen naar beneden. Schildpad glijdt uit. Zijn poten zijn niet gemaakt voor sneeuw en ijs. Het begint steeds harder te sneeuwen. ‘Trek je poten in,’ gilt Julia in het oor van schildpad. ‘Dan duw ik ons vooruit.’ Schildpad is een handige slee. Julia duwt, springt op het schild en zo glijden ze verder.
Schildpad probeert met zijn poten te sturen. Hij ziet haast niets door de dikke sneeuwvlokken. ‘Kijk uit!’ Julia wijst naar een gat in het ijs. Ze kunnen nog net op tijd stoppen. Bij het gat zit een ijsbeer te vissen. Naast hem staan twee pinguïns te wachten. ‘Willen jullie mee eten?’ vraagt de ijsbeer. ‘Graag, maar heb je ook warme chocolademelk en poffertjes met suiker?’ zegt Julia met klapperende tanden. Ijsberen weten niet wat poffertjes zijn. ‘Ik heb wel overheerlijke visjes.’ De pinguïns zijn er blij mee. Ze duiken in het water en springen op een ijsschots die begint te wiebelen. Andere pinguïns verliezen hun evenwicht en vallen in het water. Waarna zij proberen om op de ijsschots een nieuw plekje te vinden en er weer andere pinguïns in het water vallen. Zo gaat het maar door.
‘Ik ga ze helpen’, zegt Julia lachend. Ze springt behendig van schots naar schots. ‘Voorzichtig, niet in het water vallen!’ roept Schildpad. Julia pakt een pinguïn op een zet hem meer naar links. ‘Ga jij daar staan…en jij daar en jij daar.’ Even later is ze klaar en staan alle vijftien pinguïns op de schommelende ijsschots. ‘Oké en nu niet meer bewegen!’ zegt ze fier.