‘Niet wiebelen!’ roept één van de piraten terwijl hij zijn houten been in de roeiboot tilt. Op zee ligt een groot piratenschip te wachten. ‘Pak de peddels. Schiet op! Er is slecht weer op komst.’ Een konijn met een zwarte ooglap staat op de boeg en wijst naar de donkere wolken. In de boot ligt ‘een pakje’. ‘Wat zou erin zitten?’ vraagt een piraat met waterschoenen aan. ‘Afblijven!... het pakje is van de beren. We moeten het naar de overkant brengen.’ zegt het konijn. De piraten roeien het meer op. Aan de rand van de vijver staan beren te zwaaien. ‘Daaag!’ ‘Voorzichtig met ons pakje!’ ‘Het is belangrijk!’ Ze kijken hoopvol maar ook bezorgd. ‘Denk je dat ze het op tijd bij de professor krijgen?’ vraagt Gigant aan koning Leonzio. Gigant is de grootste en dapperste van alle beren. ‘Laten we het hopen.’ ‘Zolang ze het maar dichtlaten,’ zegt Bernard bedenkelijk. ‘Ze hebben het beloofd,’ zegt Leonzio geruststellend. ‘De plannen van Beer Vinci zijn toch te ingewikkeld. Daar snappen piraten niets van’, merkt de oude en wijze Theofiel op. ‘Kom we gaan honinglikeur drinken.’ ‘Ja, dat is een goed idee’. ‘Het verhaal is begonnen,’ zegt de oude beer. ‘Ja spannend he?!’ ‘Maak je geen zorgen. Alles gaat goed komen.’ zegt Leonzio tegen Gigant en hij geeft hem een s chouderklopje. Ondertussen zijn de piraten bijna bij het schip. De golven worden steeds hoger. ‘Nijlpaard zit stil’, roept één van de piraten in paniek. ‘Maar ik heb jeuk aan mijn rug’. Nijlpaard probeert met een peddel haar rug te krabben en brengt zo de boot uit evenwicht. De roeiboot loopt vol water en begint te kantelen. ‘Wat doe je nu …?!’ ‘Ik zei toch dat nijlpaarden geen piraat kunnen worden!’ Het bootje slaat om. De piraten vallen in het water en het geheimzinnige pakje van de beren zinkt naar de bodem. Gelukkig heeft een eend gezien waar het gezonken is. Ze dobbert nog steeds op dezelfde plaats. Je weet nooit of er na al die jaren iemand komt om het pakje op te duiken.