hoofdstuk 11. rondscharrelende ruimtewezens in het park
hoofdstuk 11. rondscharrelende ruimtewezens in het park
‘De duiven in het park zien er plots heel wonderlijk uit,’ denkt Melly bij het verlaten van het Natuurhistorisch Museum. Toevallige creaties van een kracht die alles probeert. Evolutie is een sleutel die veel deuren opent. Het zonlicht valt door de bomen en maakt dansende vlekjes op de grond. Een park is een - door de mens - georganiseerd bos! Melly wordt overdonderd door ideeën en indrukken. Naast haar staat een vrouw geërgerd te telefoneren. Twee mannen joggen hijgend en zweterig voorbij. Drie jongens en twee meisjes zitten gezellig in het gras. Ze praten over een feest dit weekend en wie er allemaal komt. Al deze mensen ‘zien’ het park, maar ook niet. Wat een wonderlijke machientjes die rondscharrelende duiven zijn, lijkt hen te ontgaan. Kinderen kunnen zich wel nog verwonderen. ‘Alles went,’ denkt Melly. Stel je bent een ruimtereiziger die - na jaren van omzwervingen door het heelal - hier in dit park staat. Je zou die duiven zien als vreemde ruimtewezens. Toch? Dat zijn ze eigenlijk ook. Alleen zijn wij, hier op aarde, aan hen gewend. Hersenen zijn gemaakt om vragen te stellen en de wereld te onderzoeken, maar dit doen ze alleen als het nodig is. Op nieuwe plaatsen en in nieuwe situaties. ‘Je kan maar beter in beweging blijven,’ bedenkt Melly zich. Op avonturentochten rol je gelukkig van de ene situatie in de andere. Melly wil haar verwondering niet verliezen. Het is veel te leuk. Op dat moment ziet ze iets glinsteren door de bladeren van de bomen. Ze wandelt verder het park in. Het blinkende voorwerp wordt groter. Wat zou het zijn? Een kom met boompjes in? Melly ziet zichzelf en de wereld in de sferisch gebogen spiegels.