De zon schittert op het water en er waait een licht briesje. Kapitein Eleonora zet haar voet even op het roer terwijl ze haar pijp vult. Ze kent de rivier als haar broekzak. Het schip vaart ondertussen vredig door de bocht van Kallo. Toch is het lastig sturen als je zo zwaar geladen bent. Eleonora wilde vanmorgen niet vertrekken, maar Alfonso heeft haar loon verdubbeld.
‘Hij moet het zelf weten,’ moppert ze met haar pijp opnieuw tussen de lippen. Plotseling trekken er donkere wolken samen. De wind verandert van richting en het begint te regenen. Er vliegen zo veel meeuwen en ganzen rond de boot dat Eleonora niets meer ziet. Het schip schommelt op de golven die steeds wilder worden. Onder water hebben haringen en palingen het schip omsingeld. Krabben hebben de schroeven losgemaakt waardoor het schip nu stuurloos op de golven dobbert. Enkele arbeiders willen het anker uitgooien, maar het touw is doorgebeten door otters.
‘Nu!’ gilt een klein stemmetje in de lucht.
Vogelstront, zeewier, schelpen en krabbenpootjes kletteren naar beneden. De witte smurrie maakt het dek spiegelglad.
‘Wat gebeurt er?’ roept Aldo naar Alfonso, maar zijn vraag verdwijnt in het gehuil van de wind. ‘Iedereen naar de reddingsboten!’
De jonge Sebastiaan glijdt over het dek en wordt door een golf in het water gesleurd. Niemand ziet het kleine roofvogeltje dat hoog in de lucht boven het schip hangt. Ze heet Ariel en is de trouwe dienaar van Prospero. Ariel praat met de dieren en tovert felle windvlagen, regen en bliksem. Uit haar veren spetteren kleuren wanneer ze haar toverkrachten gebruikt. Vissen, vogels en otters duwen en trekken de boot omver. Het schip loopt vol water en verdwijnt in de golven. Alle schroeven, hamers, buizen en tandwielen zinken naar de bodem van de rivier. De rust keert terug. Als de zon weer schijnt, lijkt het alsof er niets gebeurd is. Ariel zweeft over de Schelde naar het noorden.
‘Goed gedaan, Ariel,’ tjilpt ze tevreden. ‘Precies zoals tovenaars het bevolen hebben. Ik ga maar eens verslag uitbrengen’.
Achter de dijk met schapen - waar de haven stopt - beginnen slikken en schorren. Ariel vliegt over glinsterende kreekjes vol watervogels, salamanders en kikkers. Er spelen konijnen in het gras. Midden in het Verdronken Land van Saeftinghe woont de tovenaar Prospero. Ze kan zijn hut al zien liggen.
‘Prospero zal tevreden zijn. Alles verloopt volgens plan.’