Diep in het bos ligt de ruïne van duivelsrots. Hier stond ooit het kasteel van de gemene koning Molvidino. De meeste torens en muren zijn ingestort. Tussen de stenen groeien steeds meer planten. ‘Hallo is hier iemand?’ roept Gigant die als eerste naar binnen gaat. Leonzio en de andere beren volgen hem op de voet. ‘Zou hier iets te eten zijn? Ik heb honger’, zegt Antonia. De beren lopen op hun hoede door de verlaten ruïne. Er ritselen grijze muizen langs hun poten. Aan de muren hangen oude schilderijen. ‘Volgens mij zijn we hier niet alleen’, zegt Gigant terwijl hij de spinnenwebben van zich afveegt. Op het einde van de gang staan de beren voor een deur. Gigant bonkt op het hout. ‘Dicht.’ ‘Ziet iemand een sleutel?’ ‘Nee’, ‘nee’, ‘nee’ wordt er teruggeroepen. ‘Komaan beren allemaal tegelijk op mijn teken!’ Leonzio spoort de beren aan. ‘Berenkracht!’, roepen ze terwijl ze de deur bestormen. Die gaat met een knal open. Ze staan in een grote zaal. ‘Wauw, wat mooi zeg!’ De troon van koning Molvidino is versierd met goud en edelstenen. Hij was heel gemeen en voerde iedereen op wie hij boos was aan de snaterkater. ‘Hey kom eens kijken,’ roept Bernard. In het midden van de troonzaal staat een rode stoel. ‘Vreemd he?!’ ‘Mmm, zit best lekker’, zegt Theofiel. Hij pakt een groene fles die aan zijn poten staat. ‘Oh, zit er limonade in?’ vraagt Leonzio. ‘Leeg’, zegt Theofiel teleurgesteld. Naast de fles ligt een blauw boek. ‘Lees eens voor Theofiel...’ vraagt Antonia. Ze wordt onderbroken door het luiden van een klok, bom bom, bom. De beren staan met ingehouden adem te luisteren. Twaalf, slagen?! Even lijkt alsof er niets gebeurt maar dan horen ze gefladder. De beren duiken op de grond. ‘Snel zoek dekking!’ ‘We worden aangevallen door spoken.’ Witte schimmen vullen de troonzaal. Ze kijken met enge lichtgevende ogen naar de beren. Die proberen zich bibberend van angst te verstoppen. Twaalf beren schuilend achter een groene fles is een stoempig zicht. ‘Leonzio kom maar tevoorschijn. De spoken zijn lief,’ roept Gigant. Eén van de spoken zweeft naar Leonzio en zegt ‘Sorry, we dachten dat jullie met ons wilden spelen.’ ‘Spelen?’ ‘Ja, we zagen jullie kijken naar de groene fles en het blauwe boek en de rode stoel.’ ‘Is dat een spelletje?’ ‘Ja, kennen jullie dat niet? Het is ons lievelingsspel. We spelen het elke avond om twaalf uur. Willen jullie meedoen?’ ‘Ah een spel, natuurlijk!’ zegt Leonzio enthousiast. ‘Wat zijn de spelregels?’