De kinderen van het dorp hebben het hout voor hun boomhut gestolen op de werf van het kanaal. Het ligt er vol zagen, hamers, planken en nagels en touwen. Ideaal om een kamp mee te bouwen. Als het donker is glippen de kinderen behendig over het hek. De soldaten van wacht liggen meestal te slapen. Emily Grommers zit in de boomhut samen met haar popje. Oma heeft het voor haar gemaakt. Van hieruit zien ze hoe het kanaal elke dag breder en dieper wordt. De arbeiders, mannen, vrouwen en kinderen, sleuren manden en karretjes met stenen uit de tunnel. Drie jaar geleden is Emily hier met haar familie gaan wonen. Ze komen uit Groningen in Friesland. Haar vader Ludo Grommers vond hier aan het kanaal eindelijk werk. Over een paar dagen wordt Emily twaalf jaar maar er is geen reden om te feesten. Ze knijpt in haar popje als ze aan haar papa denkt. Er rolt een traan over haar gezicht. Ludo is al drie weken niet meer thuis gekomen. Emily hoort geruchten over hoe ze verongelukte arbeiders gewoon laten liggen en begraven in de bedding van het kanaal. Toen Emily met haar moeder aan Clement Salmon, de werfleider en landmeter vroeg wat er gebeurd was ontkende hij dat haar papa ooit voor hem gewerkt heeft. ‘Wie? … Ludo Grommers? Nog nooit van gehoord. Hij is waarschijnlijk gewoon vertrokken omdat hij geen zin meer had om zijn kinderen op te voeden’. Emily weet dat haar papa dat nooit zou doen. Vanavond wil ze weer de werf op sluipen. De Société de Luxembourg moeten toch ergens bijhouden wie er voor hen werkt. Ze is op zoek naar de boekhouding. Als het goed is staat de naam van haar vader er in en kan ze bewijzen dat ze hem vermoord hebben. Emily krijgt hulp van de andere kinderen.