Melly heeft nog nooit zoveel water gezien. Thuis komt het uit de kraan wanneer ze de professor zijn tanden poetst of hem een glas water bengt. Nu staat ze aan de rand van een meer. Melly scant en rekent en komt uit op negenhonderd tweeënvijftig miljoen glazen water of genoeg om zesduizend jaar, tweehonderd en drie dagen en zeven minuten tanden te poetsen. Families picknicken in het gras. Er wandelt een hond aan een touw. Aan het andere uiteinde loopt een mevrouw. De hond snuffelt aan een lantaarnpaal. Bij het water staat een groep kinderen. Ze gaan in een wiebelige bak zitten en zetten zich af met een stok. Melly vergelijkt de drijvende dingen met haar kennisbestanden. Het duurt drie honderdsten van een seconde voor ze een gelijkenis vindt. ka·no (de; m; meervoud: kano's) vaartuigje dat op spierkracht met een peddel voortbewogen wordt. De term 'kano' komt van het Spaanse 'canoa'. Waarschijnlijk gaat het woord, via Columbus, terug op de boomstamkano's van de indianen in de Caraïben. Ik moet het avontuurlijk maken. ‘Dan zijn indianenbootjes geen slecht idee,’ denkt Melly. Ze huurt een kano en peddelt het meer op. Ergens langs de oever voorbij de heemkundige tuin, aan de houten steigers gooit ze een geheimzinnig pakje in het water. Het meer is omgeven door bos. Als Melly haar kano terugbrengt, ziet ze tussen de bomen een groep mensen. Ze zetten helmen op, trekken touwen aan en gespen zich stevig vast. De mensen kijken zenuwachtig naar boven en klimmen één voor één een ladder op. ‘Waar gaan ze naartoe?’ denkt Melly nieuwsgierig. Stevige kabels en balken verbinden de bomen. Ze klimmen en glijden, lachend en gillend van boom naar boom. Volgens Melly’s kennisbestanden zijn mensen en apen langzaam geëvolueerd. De eerste aapachtigen leefden in de bomen en gingen daarna rechtop wandelen om in het hoge gras roofdieren te kunnen zien. ‘Ooit klommen mensen dus in de bomen. Misschien proberen ze hun aap-zijn te herontdekken?’ denkt Melly. Ze wil ook wel eens in een boom klimmen. Melly wandelt langs het Kralingse meer. Na enkele minuten vindt ze een boom met een dikke stevige stam. Ze springt in één keer naar een hoge tak en trekt zich omhoog. Het verrast haar. Ze heeft geen ladders en touwen nodig. ‘Dit is een avontuurlijke plaats om de foto’s voor de kinderen te verstoppen,’ denkt ze. Wanneer ze terug op de grond staat, duwt ze de boom toch wat schuiner zodat de kinderen er makkelijker in kunnen klimmen.