-13- plaatsen van een maagsonde
Verpleegkundige handeling: B2
Voorbereiding
verplegende
Zorg voor een rein uniform en verzorgd voorkomen (aangepast schoeisel, verzorgde haren, kort geknipte nagels, geen kunstnagels, geen nagellak, geen juwelen, geen horloge)
Pas een correcte handhygiëne toe volgens de richtlijnen
Verzamel voldoende informatie over de zorg en de zorgvrager: moet patiënt nuchter zijn, indicatie maagsondage, moet de maagsonde ter plaatse blijven, moet ze aangesloten worden op een zakje, of er een staal moet genomen worden, of er iets genoteerd moet worden
materiaal
Bekertje met water en rietje
Handalcohol indien niet aanwezig op de kamer
Maagkatheter: soort en diameter afhankelijk van de indicatie
Doosje wegwerpzakdoekjes
Niet-steriele compressen
2 nierbekkens
Wegwerp-handschoenen
Kleefpleister of ander fixatiemateriaal, veiligheidsspeld
Ether
Beschutting voor de patiënt
Spuit 60ml die op de sonde past
Afsluitdopje sonde/kocher
Stethoscoop
Indicator papier
Eventueel glijmiddel (vaseline, xylocaïne)
Eventueel recipiënt voor staal +identificatieklever+aanvraagformulier
Eventueel drainagemateriaal (urinezakje en ophangrekje)
opmerking: bekijk de sonde goed, haal ze zo nodig uit de verpakking en lees de bijgeleverde handleiding
kamer
Klop voor het binnengaan en wacht –zo mogelijk– op antwoord van de zorgvrager
Steek het aanwezigheidslichtje aan en sluit de bed- en raamgordijnen
Controleer of de kamertemperatuur voldoende hoog is
Sluit indien nodig de ramen om afkoeling te vermijden
Creëer een werkomgeving met voldoende licht en ruimte
Zet het bed op de juiste werkhoogte
zorgvrager
Begroet de zorgvrager met naam en stel jezelf voor
Vraag eventuele bezoekers de kamer te verlaten
Informeer de zorgvrager over de uit te voeren zorg (de indicatie, de werkwijze, zijn/ haar mogelijke medewerking, de te verwachten ongemakken)
Uitvoering
Vraag of de patiënt nuchter is
Installeer de patiënt. Stel het bed in op werkhoogte. Bij normaal bewustzijn is het belangrijk dat de patiënt een zittende houding heeft
Vraag de patiënt zijn neus te snuiten. Informeer tevens naar neusklachten van de patiënt of doorgemaakte operaties aan de neus
Vraag de patiënt zijn bril af te zetten en tandprothese uit te doen. (lenzen mogen in blijven)
Reinig en desinfecteer het werkblad
Zet alle materiaal gebruiksklaar. Plaats het materiaal aan de rechterzijde van het bed als je rechtshandig bent; anders aan de linkerzijde
Leg een strookje indicatorpapier in een nierbekken
Leg het fixatiemateriaal gebruiksklaar
Spreek met de patiënt een stopteken af. Hierdoor kan je het werktempo aanpassen aan de patiënt
Leg een beschutting over de borst van de patiënt
Was uw handen
Doe wegwerp handschoenen aan
Haal de sonde uit de verpakking en laat deze aan de patiënt zien
Allereerst wordt de lengte dat de sonde moet worden ingebracht bepaald door het uiteinde van de sonde op de onderzijde van het borstbeen te houden. De sonde wordt achter het oor langs geleid tot aan de tip van de neus. Bij plaatsing in de maag zal de lengte ongeveer 45 tot 55 cm zijn. Markeer dit punt; streep het aan op de sonde of plak een kleefpleister op de sonde
De sonde nat maken of met een glijmiddel (vaseline of een verdovend middel zoals Xylogel®) insmeren om het inbrengen te vergemakkelijken
De patiënt, met één neusgat dicht, laten inademen. Het neusgat kiezen waarbij het inademen het gemakkelijkst gaat. Je kunt de patiënt ook vragen aan welk neusgat hij de voorkeur geeft
Geef de patiënt een nierbekken in de ene hand en een glas water met een rietje in de andere hand
Het hoofd is nu licht achterover gebogen. De sonde over de neusbodem in de neus brengen en hierbij niet omhoog steken. Dit bereik je wanneer je de sonde in de richting van het oor steekt. Neem de katheter tussen duim en wijsvinger op 5 cm van de top en klem de katheter dubbel aan het uiteinde of plaats vooraf het afsluitdopje
Laat de patiënt even tot rust komen
Wanneer de sonde zich in de keelholte bevindt, moet de patiënt het hoofd voorover buigen (kin op borstbeen) en zoveel mogelijk slikken
Indien mogelijk kan de patiënt via het rietje kleine slokjes water drinken. De sonde voorzichtig voortbewegen, zonder hard te duwen
Stop even als de patiënt moet kokhalzen
Breng de sonde in tot op de gemeten afstand
Inspecteer de mondholte
laat de knik in de katheter los of verwijder het afsluitdopje
Controleer de juiste ligging van de sonde
De geleiddraad of voerdraad, indien aanwezig, voorzichtig verwijderen. Om dit te vergemakkelijken kan soms via het spuittussenstukje, dat aan de geleiddraad is bevestigd, een kleine hoeveelheid water worden ingespoten. Bij sommige systemen moet deze stap voor de vorige stap worden uitgevoerd
Sluit de sonde af met een sluitdop of sluit aan op het drainagesysteem
Fixeer de sonde op de neus. Eventueel eerst de neus ontvetten met ether
Fixeer het loshangend deel van de sonde. Maak een kleefpleister rond de sonde en fixeer de kleefpleister met een speld op de pyjama van de patiënt of geleidt een soepele sonde via de wang achter het oor en fixeer de sonde op de wang met een pleister (bv. Op-site)
Nazorg
zorgvrager
Vraag aan de patiënt hoe hij het inbrengen heeft ervaren en laat hem zijn gevoelens uiten
Help de patiënt in een goede houding. Zet het bed terug in normale positie
Bied zo nodig tandprothese, bril terug aan
Voorzie een nierbekken en zakdoekjes als de zorgvrager braakneigingen heeft
Stel de zorgvrager gerust en informeer hem over:
hygiëne en mobiliteit in functie van de katheter
mogelijke ongemakken
al of niet mogen drinken/eten/medicatie nemen
Vraag of de zorgvrager nog iets nodig heeft
kamer
Leg het persoonlijk materiaal van de zorgvrager( handdoek,washandje..) op zijn plaats in de badkamer
Zet het nachttafeltje binnen handbereik
Plaats het oproepsysteem binnen handbereik
Ruim de kamer op
Open de bed- en raamgordijnen
Doe het aanwezigheidslichtje uit
Breng het bed weer op de juiste hoogte i.f.v. de zorgvrager
materiaal
Ruim het materiaal op
Desinfecteer het werkblad
verpleegkundige
Ontsmet je handen voordat je de kamer verlaat en was en/of ontsmet je handen na het opruimen van al het materiaal
Rapporteer in het verpleegkundig dossier en indien nodig ook mondeling
laatste aanpassing: 4/1/2014