-04- insulinetoediening met spuit
verpleegkundige handeling: B2
voorbereiding
verplegende
Zorg voor een verzorgd voorkomen.
Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Verzamel de nodige informatie over de zorg en de zorgvrager: o.a. welke zorgvrager, insuline, hoeveelheid, tijdstip, mogelijke tegenindicaties (nuchter voor bloedpunctie, GDC of onderzoek, braken, geen eetlust...).
materiaal
Verzamel het juiste materiaal: zuivere plateau of nierbekken, spuit met ingebouwde naald, niet steriele kompressen, nierbekken, insuline, naaldcontainer, alcoholisch ontsmettingsmiddel.
Controleer de vervaldatum van het materiaal.
Controleer de insuline: o.a. aard, concentratie, vervaldatum en uitzicht, werking.
Zwenk flacon(s)/penvulling(en) indien troebele insuline.
Verwijder bij een nieuwe flacon het afsluitplaatje van de flacondop.
Ontsmet de rubberen dop met alcoholisch ontsmettingsmiddel.
Trek de voorgeschreven dosis insuline op:
*steek de naald door de rubberen dop van de flacon of penvulling,
*trek de stamper naar beneden tot de juiste hoeveelheid,
*verwijder eventuele luchtbellen en controleer nogmaals de juiste hoeveelheid,
*trek de naald uit de flacon.
Plaats de beschermhuls terug op de naald.
kamer
Zorg voor voldoende privacy (aanwezigheidslichtje, gordijnen).
Plaats het bed ev. op de juiste hoogte
Zorg voor voldoende licht en ruimte.
zorgvrager
Controleer naam en geboortedatum van de zorgvrager.
Informeer de zorgvrager over de indicatie, de interventie en de werkwijze.
uitvoering
Bepaal de juiste plaats voor S.C.-injectie, rekening houdend met de gewoonten van de zorgvrager, de richtlijnen van de afdeling en het rotatieschema.
Reinig de huid indien nodig
Verwijder de beschermhuls van de naald.
Maak indien nodig een huidplooi (bij een naald > 5mm)
Prik afhankelijk van de dikte van de huidplooi en de lengte van de naald in een hoek van 45 of 90°.
Bij een hoek van 90°: behoud de huidplooi, indien 45°: laat de huidplooi los.
Dien de insuline langzaam en volledig toe.
Wacht 10 tellen en trek de naald terug.
Breng de insulinespuit in de naaldcontainer.
Controleer de eetplateau en zorg dat de zorgvrager tijdig een maaltijd en de juiste medicatie krijgt.
nazorg
zorgvrager
Geef de vrager zo nodig een comfortabele houding.
Ga na of de zorgvrager nog vragen of noden heeft.
Controleer hoeveel de zorgvrager gegeten heeft.
kamer
Plaats het bed op de juiste hoogte.
Open ev. bed- en raamgordijnen.
Doe het aanwezigheidslichtje uit.
materiaal
Ruim het gebruikte materiaal op gepaste wijze op.
verpleegkundige
Pas handhygiëne toe volgens de richtlijnen.
Rapporteer schriftelijk in het verpleegdossier/diabetesdagboek en mondeling aan de verantwoordelijke verpleegkundige.
bronnen:
Medische verpleegkunde (2013). Onuitgegeven nota's bij een cursus voor het tweede jaar van de opleiding verpleegkunde. Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint Elisabeth Turnhout.
BCFI. Hormonaalstelsel: diabetes. Gevonden op 20 augustus 2012 op het internet: http://www.bcfi.be/
Kooy, A. (2009). Insulinetherapie in 2009. Nurse academy, 1 (1), 54-60.Gevonden op het internet op 28 maart 2013: http://medicinfoconsumer.devgem.be/Pdf/2385409.pdf
Laatste aanpassing: H. Gemoets 30/06/2015