Vertaald uit de bronnen van HG Caitanya Candra Das
- Srila Baladeva Vidyabhusana legt uit dat de Vedanta-soetra de conclusies van de Upaniṣads biedt. Gewapend met deze conclusies kunnen we de teksten in het juiste perspectief begrijpen.
De Upaniṣads beschrijven Heer Viṣṇu als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, zijnde:
a) Opperste onafhankelijk.
b) De oorspronkelijke schepper.
c) De oorzaak van alle oorzaken.
d) Alwetend.
e) Het ultieme doel van het leven voor alle levende wezens.
f) Het Allerhoogste religieuze principe.
g) Het allerhoogste doel van alle transcendentale kennis.
Om het juiste begrip van de geschriften te vestigen, beschrijft de Vedanta Soetra vijf tattva's, of waarheden:
1. Isvara (De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die de Allerhoogste Beheerser is).
2. Jiva (de individuele zielen, die door Hem worden gecontroleerd).
3. Prakrti (de materiële natuur).
4. Kala (tijd, die de duur van het bestaan van de gehele materiële manifestatie bestuurt).
5. Karma (materiële activiteit).
Deze vijf punten en de interacties ertussen zijn erg belangrijk, want als ze niet goed worden begrepen, kunnen er allerlei filosofische misvattingen ontstaan.
Srila Prabhupada legt deze vijf waarheden uit in zijn inleiding tot de Bhagavad-Gita Zoals Ze Is, maar we gaan vaak niet diep genoeg om de ware diepte van deze presentatie te vatten. Hier zijn enkele van de belangrijkste punten die hij maakt:
a) De Allerhoogste Beheerser.
De Heer is de Beheerser, en de jīva's worden door Hem gecontroleerd. Als een levend wezen zegt dat hij niet wordt gecontroleerd maar volledig vrij is, is hij krankzinnig.
b) Tegelijkertijd gelijk en verschillend.
De levende wezens zijn als de opperste bestuurder in kwaliteit, maar ze zijn veel minder krachtig, net als een deeltje goud vergeleken met een goudmijn, of een druppel water vergeleken met de hele oceaan.
c) Ondergeschikte bestuurder.
Vanwege deze gelijktijdige eenheid en verschil, heeft de ziel de kwaliteiten van de Allerhoogste Heer in een kleine hoeveelheid, een kleine īśvara, ondergeschikt aan de Heer. Iemand kan een klein gezin besturen, proberen oppermachtig te zijn in zijn kleine appartement, maar de Heer bestuurt de hele kosmische manifestatie. Onze neiging om te besturen bestaat omdat het oorspronkelijk aanwezig is in Krsna, maar we moeten accepteren dat we ondergeschikt zijn aan Hem.
d) Afhankelijke materiële natuur.
De materiële natuur is niet onafhankelijk. Ze handelt onder leiding van de Allerhoogste Heer.
e) Inferieure en superieure energieën.
Zowel de materiële natuur als de levende wezens worden beschreven als Prakṛti, de energie van de Heer. De materiële natuur is de inferieure prakṛti, de externe energie van de Heer, terwijl de jiva's deel uitmaken van de superieure prakṛti of spirituele energie. Echter, beide staan onder controle van de Heer.
f) De drie modi, tijd en activiteiten.
De materiële natuur heeft drie kwaliteiten: de modi goedheid, passie en onwetendheid. Boven deze drie modi is er eeuwige tijd, en onder deze combinatie van de drie modi die onder controle van de tijd werken, zijn er activiteiten (karma).
g) Wie is eeuwig?
De Heer, de levende wezens, de materiële natuur en de materiële tijd zijn eeuwig. Zowel de materiële natuur als de tijd zijn manifestaties van eeuwige potenties van de Heer.
h) Wat is tijdelijk?
Anders dan de andere vier items is karma niet eeuwig. Het duurt al zo lang dat het niet mogelijk is om het begin ervan te traceren. Het kan echter worden veranderd wanneer men in contact komt met de modus goedheid, en het eindigt wanneer de ziel is bevrijd van alle materiële besmetting.
i) De kosmische manifestatie is niet vals.
Zowel de materiële natuur als de tijd worden beschreven als eeuwig, omdat het energieën van de Heer zijn. De kosmische manifestatie die is gecreëerd door de vormgeving van de materiële energie is echter tijdelijk, waarbij de materiële universums herhaaldelijk worden gecreëerd en vernietigd, in een onbeperkte reeks van universele cycli. We kunnen zeggen dat de energie eeuwig is, maar de kosmische manifestatie is tijdelijk en doorloopt cycli van schepping en vernietiging.
Hoewel de kosmische manifestatie echter tijdelijk is, is deze niet vals, zoals gepropageerd door de Mayavadis. Deze bestaat en wij zijn hier.
j) Hoe kan het echt zijn als het tijdelijk is?
De realiteit en tijdelijkheid van de kosmische manifestatie worden vergeleken met een wolk die in de lucht beweegt. Deze verschijnt, blijft enige tijd en verdwijnt dan. Later komt er een andere wolk, enzovoort. Deze cycli gaan eeuwig door. De wolk is dus niet vals, deze bestaat, maar deze bestaat slechts voor een korte periode, terwijl de lucht permanent is.
Op dezelfde manier is de materiële energie (een van de potenties van de Heer) eeuwig, maar de kosmische manifestatie is tijdelijk en gaat eeuwig door cycli van schepping en vernietiging.
k) Wie is bewust?
Zowel de Heer als de jiva's zijn bewust. De Heer is oppermachtig bewust en de jiva's, die delen en deeltjes van de Allerhoogste Heer zijn, zijn ook bewust.
l) Geest en materie.
Zowel het levende wezen als de materiële natuur worden uitgelegd als prakṛti, de energie van de Allerhoogste Heer. De materiële natuur is echter niet bewust. Van de twee is alleen de jīva bewust.
m) Superieure natuur.
Omdat de jiva bewust is, wordt de jīva-prakṛti (de energie van de Heer die alle zielen omvat) superieur genoemd vergeleken met de materiële natuur. De jiva is vergelijkbaar met de Heer, hoewel klein.
n) Eeuwig anders.
Het levende wezen kan niet oppermachtig bewust zijn zoals de Heer in enig stadium van perfectie. Er is altijd een intrinsiek verschil tussen de twee in elk stadium. De Heer en de jiva's zijn eeuwig verschillende individuen. De jiva is zich bewust van zijn eigen lichaam, terwijl de Heer, die overal aanwezig is, zich bewust is van alle lichamen.
o) Eeuwig bewust.
De theorie dat bewustzijn zich ontwikkelt onder bepaalde omstandigheden van materiële combinatie wordt niet geaccepteerd. Zowel de Heer als de jiva zijn eeuwig bewust.
p) Verdraaid door materiële associatie.
Hoewel het bewustzijn van de jiva oorspronkelijk transcendent is, wordt het verdraaid wanneer het wordt weerspiegeld in materie, net zoals licht dat wordt weerspiegeld door gekleurd glas een bepaalde kleur kan lijken te hebben. Het bewustzijn van de Heer wordt echter nooit materieel beïnvloed. Daarom is Hij gekwalificeerd om de Bhagavad-Gita en andere transcendentale teksten te spreken.
q) Ultiem geluk.
Op dit moment is ons bewustzijn materieel besmet en het doel is om het te zuiveren. Wanneer ons bewustzijn uiteindelijk gezuiverd is, kunnen onze activiteiten worden gekoppeld aan, of verbonden met, de wil van de Heer. Dit zal ons ultiem geluk brengen. Gezuiverd bewustzijn betekent handelen in overeenstemming met de instructies van de Heer. De Allerhoogste Heer is de genieter en de schepper, en wij, als ondergeschikte levende wezens, zijn bedoeld om samen te werken om Hem tevreden te stellen.
r) De samenwerker.
Het levende wezen is noch de schepper noch de genieter, maar een samenwerker. We hoeven niet alle activiteiten te staken. In plaats daarvan moeten onze activiteiten gezuiverd worden, en gezuiverde activiteiten worden bhakti genoemd. Activiteiten in bhakti lijken op gewone activiteiten, maar ze zijn niet besmet.
s) Allerhoogste Absolute Waarheid.
Het complete geheel bestaat uit de Heer (de allerhoogste bestuurder), de jiva's (gecontroleerde levende wezens), de kosmische manifestatie, eeuwige tijd en karma (of activiteiten). Al deze dingen samen vormen het complete geheel, en het complete geheel wordt de Allerhoogste Absolute Waarheid genoemd. Het complete geheel en de complete Absolute Waarheid zijn de complete Persoonlijkheid van God, Śrī Kṛṣṇa. Alle manifestaties zijn te danken aan Zijn verschillende energieën. Hij is het complete geheel.
Srila Baladeva Vidyabhusana geeft vervolgens een andere beschrijving van de kwaliteiten van de Heer, Isvara, en voegt nog een paar punten toe aan de beschrijving van de vijf waarheden:
a) Isvara, de Heer, is oppermachtig onafhankelijk.
b) Hij is de meester van alle potenties (inclusief de interne potentie, de externe potentie en de marginale potentie, de jiva's).
c) Hij betreedt het universum en controleert het.
d) Hij schenkt zowel materieel genot als ultieme bevrijding aan de individuele spirituele zielen (jiva's) die in materiële lichamen verblijven.
e) Hoewel Hij één is, manifesteert Hij zich in vele vormen. Zij die de transcendentale wetenschap begrijpen, beweren dat Hij niet anders is dan Zijn transcendentale vorm en kwaliteiten.
f) Hoewel Hij niet kan worden waargenomen door de materiële zintuigen, kan Hij worden waargenomen door bhakti (devotionele dienst).
g) Hij is onveranderlijk. Hoewel onbeperkte manifestaties van Hem komen, blijft Hij zoals Hij is.
h) Hij onthult Zijn eigen spirituele, gelukzalige vorm aan Zijn toegewijden.
i) Sommige jiva's zijn afkerig van de Heer en zijn dus gebonden aan materiële illusie. Andere jiva's zijn vriendelijk voor de Heer en dus vrij van de materiële illusie, die de vorm en kwaliteiten van de Heer verbergt.
j) Prakrti (materiële natuur) is bekend onder vele namen, zoals Tamah en Maya. Wanneer de Heer naar Prakrti kijkt, wordt ze in beweging gezet en genereert ze alle verschillende materiële manifestaties.
k) Kala (tijd) is verdeeld in vele verschillende eenheden, gaande van de extreem korte ksana (een fractie van een seconde) tot de extreem lange parardha (155.520 biljoen jaar). Draaiend als een wiel, is tijd de oorzaak van herhaalde schepping en vernietiging van de universums. Tijd is onbewust. Het is geen persoon.
Hij ondersteunt deze punten door een aantal passages uit de Upaniṣads en Purana's te citeren.