Hypothese 5 - Beslissingsstatus

OLB & HGD > Strategiefase > Hypothesen 'Studiekeuzetaken' > Hypothese 5 - Beslissingsstatus

Wat

De ‘beslissingsstatus’ geeft weer hoe dicht de leerling bij het maken van een studiekeuze staat.

Voor sommige leerlingen is het moeilijk om definitief een keuze te maken. In die situaties is het belangrijk om uit te zoeken waarom dit zo moeilijk is voor de leerling.


Algemene hypothese

De leerling heeft moeite om een beslissing te nemen over een definitieve studierichting, wat zorgt voor stress, angst en twijfels bij zichzelf.

Onderzoeksvraag

Welke verklaringen zijn er voor het feit dat de leerling er niet in slaagt om tot een definitieve beslissing te komen in zijn studiekeuzeproces ?

Indicaties vanuit de intakefase

  • Ik twijfel nog steeds over de juiste studierichting.

  • Ik kan niet kiezen tussen 2 studierichtingen.

  • Ik besef dat ik een goede studierichting moet kiezen, want dit is bepalend voor mijn toekomst.

  • In het verleden had ik ook reeds moeilijkheden om definitief een keuze te maken en dit ging steeds gepaard met gevoelens van onzekerheid en twijfel.

Mogelijke persoonsgebonden verklaringen

  • Algemene besluiteloosheid. De leerling heeft moeite om keuzes te maken omdat hij een gebrek aan (zelf)vertrouwen ervaart en zich in het algemeen onzeker voelt. Dat kan nog versterkt worden doordat hij zich bijkomend bijv. zorgen maakt over de mening van zijn omgeving over zijn studiekeuze.

  • Zelfwaardegevoel/loopbaancompetentie. De leerling mist het gevoel van effectiviteit in het maken van een goede studiekeuze, hij vindt zichzelf hierin niet competent.

  • Intern conflict. De leerling wil een bepaalde studierichting kiezen en fixeert zich erop, maar beseft tegelijk dat de richting om een bepaalde reden niet voor hem geschikt is. De leerling kan daardoor de knoop niet doorhakken. Ook kan het voorkomen dat hij verschillende keuzemogelijkheden even waardevol vindt en daardoor maar niet tot een definitieve keuze komt.

  • (Faal)angst. De leerling heeft angst om de verkeerde beslissing te maken. Daardoor blijft hij twijfelen en komt hij er niet toe om een definitieve keuze te maken.

  • Perfectionisme. De leerling stelt hoge verwachtingen en eisen voor zichzelf. Die kunnen onrealistisch hoog liggen, zodat ze niet in te lossen zijn. Omdat geen enkele studierichting beantwoordt aan zijn eisen en verwachtingen, komt hij er niet toe om tot een beslissing over te gaan.

  • Disfunctionele mythe. De leerling streeft met het maken van zijn studiekeuze iets na wat niet gerealiseerd kan worden en blijft zich hierop fixeren. Zo houdt hij zich bijv. voor dat door het kiezen van een bepaalde studierichting alle persoonlijke problemen opgelost zullen worden, of dat één bepaalde studiekeuze alle wensen kan inwilligen.

  • Onvoldoende verwerking van de verkregen informatie. De leerling heeft te veel informatie, verliest er het overzicht in en voelt er zich overdonderd door. Hij krijgt de informatie niet geordend, waardoor hij niet tot de essentie kan komen. Hierdoor lukt het hem niet om tot een beslissing te komen.

Mogelijke omgevingsfactoren verklaringen

  • Extern conflict. De leerling heeft een voorkeur voor een bepaalde studierichting. De personen die voor hem belangrijk zijn gaan evenwel niet akkoord met die keuze, wat zorgt voor twijfels. Het is ook mogelijk dat er tegenstrijdigheden zitten in wat mensen hem aanbevelen als studierichting die goed bij hem past. Hierdoor lukt het niet om tot een beslissing te komen.

  • Ouders, leerkrachten of anderen zijn weinig betrokken op het schools gebeuren en/of op het studiekeuzeproces. De leerling heeft het gevoel er eerder alleen voor te staan en er niet met anderen te kunnen over praten. Dit zorgt voor onzekerheid in het maken en beslissen van een geschikte studierichting