OLB & HGD > Begeleidingsfase > Specifiek deel > Faalangst en perfectionisme
Leerlingen met faalangst kunnen wel eens in een vicieuze cirkel terecht komen. De manier waarop ze een situatie inschatten, er zich op voorbereiden, handelingen of taken uitvoeren die uit die situatie voortkomen, zich nadien evalueren … kan sterk gedomineerd worden door het negatief voorspellende en overtrokken karakter van hun denken. Dat kan ertoe leiden dat ze steeds opnieuw bevestiging lijken te vinden voor hun “minderwaardigheid”. Ze vinden dat ze niet voldoen aan de verwachtingen en de normen, zelfs bij goede prestaties. Die frequente inschatting van zichzelf niet goed genoeg te vinden kan bij leerlingen, wiens zelfwaardegevoel sterk afhankelijk is van de prestaties op school, aanleiding geven tot sterke twijfels aan zichzelf en tot een negatief (schools) zelfbeeld.
Een negatief zelfconcept kan een belangrijke rol spelen in het maken van een studiekeuze.
Een studiekeuze zien als een kans en een uitdaging om je eigen toekomst vorm te geven, is vaak niet het perspectief van leerlingen met een laag schools zelfbeeld. Een studiekeuze vatten deze leerling eerder op als een bedreiging om te mislukken in de eigen toekomst. Aan de basis hiervan ligt een gebrek aan zelfvertrouwen.
Het belang van een weloverwogen en evenwichtig zelfbeeld bij het maken van een studiekeuze lichten we toe in het ‘Algemeen deel’.
Een gezond zelfbeeld bevat zowel positieve als negatieve kenmerken.
Leerlingen met een negatief of laag zelfbeeld ondervinden vaak een drempel om tot exploratie van zichzelf te komen. Ze vinden het confronterend om te reflecteren over zichzelf of ze voelen zich vanuit een eenzijdig (negatief) beeld van zichzelf weinig talentrijk en competent.
Hierdoor vinden ze dat er maar weinig studierichtingen bij hen passen, ze schatten hun vaardigheden om studiekeuzeactiviteiten aan te pakken laag in, of ze gaan ervan uit dat anderen wel voor hen zullen beslissen.
Die onzekere houding in het maken van een studiekeuze kan een aanleiding zijn om het thema van zelfvertrouwen in het begeleidingsgesprek in te brengen.
Ook nu starten we met een aantal vragen die de leerling aanzetten tot reflectie en inzicht.
We laten de leerling stil staan bij de twijfels die hij uit.
Wat ligt er aan de basis van deze onzekerheden?
Herkent de leerling zich in onze omschrijving van wat zelfvertrouwen is?
Het in vraag stellen van het zelfvertrouwen van de leerling kan confronterend zijn. Tegelijk vatten we zelfvertrouwen op als iets dat voortdurend in evolutie is. Het is een proces waarop we invloed kunnen uitoefenen.
Zelfvertrouwen positief laten ontwikkelen, is werk maken van zichzelf. We kunnen hiertoe een eerste aanzet geven door de leerling zichzelf kritisch te laten observeren.
Welke gedachten stromen vaak door z’n hoofd?
Hoe denkt hij over zichzelf?
Vindt hij zichzelf vaak niet goed genoeg, maakt hij zichzelf verwijten?
Vergelijkt hij zichzelf voortdurend met anderen en vindt hij dat hij op velerlei vlak niet goed uit die vergelijking komt?
Hoe weet hij z’n gebrek aan zelfvertrouwen te maskeren? Verstopt hij het achter assertief, nonchalant of perfectionistisch gedrag?
We proberen de leerling vervolgens milder te zijn voor zichzelf en zichzelf minder te ondergraven.
In welke zaken is hij vrij goed, in welke zeer goed en in welke minder goed?
Doorstaat zijn overtuiging dat hij in zovele zaken niet goed is een factcheck?
Hoe belangrijk vindt hij de zaken waarin hij echt minder goed in is?
Hoe kan hij hier anders tegenaan kijken? Moeten we in alles goed zijn?
Hoe kan je in een aantal zaken minder goed zijn, en toch zelfverzekerd zijn?
Hoe kan de leerling meer abstractie maken van wat anderen denken?
Over welke zaken kan de leerling positiever tegen zichzelf praten?
Hoe kan hij ruimer kijken dan die dingen waarvan hij vindt dat hij minder goed in is?
Hoe kan hij zichzelf meer aanvaarden als een persoon met talenten en met minder sterke punten?
Hoe kan hij zichzelf brengen naar een stemming of een situatie waarin hij zich vrij voelt om zichzelf te kunnen zijn?
Welke initiatieven of acties zou hij graag eens ondernemen waarvoor hij nu nog het zelfvertrouwen mist?
Welke stappen kan hij hiertoe zetten?
Wat zeggen die initiatieven of acties over zichzelf en over zijn intern kompas?
Het kan interessant zijn om de leerling te laten bijhouden welke ervaringen hem te beurt vallen en welke gedachten hij hierbij heeft. Dat kan in de vorm van een soort dagboekje. De inhoud ervan maakt onderwerp uit van bespreking.
We laten de subjectieve en objectieve interpretaties naast elkaar plaatsen.
We laten de leerling ook successen en lichtpuntjes bijhouden.
Op welke manier schrijft de leerling succesvolle situaties in? Schrijft hij die aan zichzelf toe, of eerder aan anderen of aan toeval?
En in welke situaties had hij het gevoel dat hij zichzelf kon zijn en dat hij zich goed voelde?
Met uitleg, open vragen en opdrachten laten we de leerling nadenken en eerste stappen zetten om zijn zelfvertrouwen sterker te maken. We laten hem zijn eigen leven in handen nemen vanuit z’n eigen intern kompas, en niet vanuit die van anderen.
Vanzelfsprekend kan ook de omgeving van de leerling hier een belangrijke rol opnemen. De specifieke ondersteuningsnoden die we oplijsten in de integratie- en aanbevelingsfase geven dit ook aan.
De leerling heef nood aan …
Instructie waarbij realistische verwachtingen gesteld worden, zodat hij zich competent kan voelen.
Leeractiviteiten waarbij ingezet wordt op het vergroten van het gevoel van eigenwaarde en het verbeteren van het zelfbeeld.
Een ouder die realistische verwachtingen heeft omtrent prestaties op school.
Een leerkracht die begrip toont en geruststelt, een veilige sfeer kan creëren in de klas, goed kan reflecteren en positieve feedback geeft, de leerling stimuleert om zelf initiatief te tonen.