Hypothese 2 - Schoolse desinteresse

OLB & HGD > Strategiefase > Hypothesen 'Motivatie' > Hypothese 2 - Schoolse desinteresse

Wat

Onder schoolse desinteresse verstaan we de beperkte betrokkenheid van een leerling op het schools gebeuren.


Algemene hypothese

De leerling heeft geen of een beperkte schoolse interesse.

Onderzoeksvraag

Heeft de leerling geen of een beperkte interesse voor schoolse zaken? Indien dit het geval is, welke factoren liggen hiervan aan de basis?

  • Is dat o.a. te verklaren door een laag schools zelfbeeld en door motivationele problemen?

  • Is dat o.a. te verklaren doordat de leerling een lage betrokkenheid ervaart van zijn omgeving?

Indicaties vanuit de intakefase

  • Ik vind de nieuwe leerstof niet interessant.

  • Ik studeer niet graag en kan het niet opbrengen om dat te doen.

  • De leerinhouden kan ik in de toekomst niet meer gebruiken.

  • Met de leerkrachten heb ik geen goede band. Ik neem hen niet in vertrouwen.

  • De studierichting is te moeilijk voor mij.

  • Ik heb voor studierichting x gekozen om mijn ouders tevreden te stellen.

  • Ik praat niet over schoolse zaken met mijn ouders.

  • Ik ben eerder passief in de klas.

  • Ik verveel me in de klas.

  • Ik voel me de zwakste schakel in de klas.

  • Of ik nu studeer of niet, ik haal meestal geen goede resultaten.

  • Mijn gevoelens over mezelf hangen sterk af van mijn prestaties op school.

Welke vragenlijsten afnemen ?

Hieronder staan de OLB-vragenlijsten die je kan afnemen om een hypothese met betrekking tot schoolse desinteresse bij de leerling af te toetsen. Voor de keuze van een vragenlijst kan je je baseren op onderstaande doelomschrijvingen die je kan koppelen aan bepaalde intakegegevens. De keuze voor een of meerdere vragenlijsten kan je ook samen met de leerling bespreken.

  • Waarom leer je ? - Zelfregulatie - leren en motivatie
    o Doel: met de vragenlijst kan je een motivatieprofiel opmaken en motivationele dynamieken doorheen de schoolloopbaan van de leerling ontleden. Lage autonome motivatie en amotivatie zullen vaak de oorzaak zijn van beperkte schoolse interesse. We kunnen o.a. nagaan in hoeverre dit eerder van korte of lange duur is om zo gepaste begeleidingstechnieken toe te passen.

  • Hoe zie je jezelf ? - Academisch zelfconcept
    o Doel: deze vragenlijst peilt naar hoe de leerling zichzelf beoordeelt op het schoolse domein. Het academisch zelfconcept blijkt een betekenisvolle voorspeller te zijn van latere schoolprestaties, volharding, studiekeuze, enz. Een leerling met een hoge contingente zelfwaarde op academisch vlak zal zich bijkomend nogal waardeloos voelen wanneer hij slecht presteert, wat kan leiden tot weinig betrokkenheid op het schools gebeuren.

  • Ik op school - Schoolse betrokkenheid
    o Doel: met deze vragenlijst kunnen we de mate van gedragsmatige en emotionele betrokkenheid in kaart brengen en een verklaring zoeken voor een gebrek hieraan. Er kan nagegaan worden van waar de negatieve gevoelens tegenover de school komen om zo interventies toe te passen die de betrokkenheid verhogen.

  • Mijn ouders en ik - Ouderbetrokkenheid
    o Doel: de vragenlijst meet in hoeverre ouders betrokken zijn op het schoolse gebeuren. Ouders die weinig of niet betrokken zijn op het schools gebeuren kunnen dit afspiegelen op hun kind.

  • Mijn leerkrachten - Relatie leerkracht en leerkrachtstijl
    o Doel: de vragenlijst meet de affectieve kwaliteit van de relaties tussen leerkrachten en leerling. De vragenlijst gaat o.a. na in hoeverre de leerling zich begrepen voelt door zijn leerkrachten en bij hen terecht kan met vragen en problemen. Een goede band tussen leerkracht en leerling is bevorderend voor de betrokkenheid op school.

Een leerling die weinig betrokken is op het schools gebeuren zal wellicht minder energie steken in het aanleren van efficiënte leer- en motivatiestrategieën. De leerling zal eerder stuurloos en oppervlakkig studeren. De leerling kan eventueel ook aangeven dat de studierichting hem niet ligt en daardoor weinig betrokken is op het schoolse gebeuren. Deze aspecten zullen dan ook een specifieke aanpak vragen in de begeleidingsfase, bijvoorbeeld door studiebegeleiding of focus op heroriëntering.