Hypothese 1 - Oriënteren

OLB & HGD > Strategiefase > Hypothesen 'Studiekeuzetaken' > Hypothese 1 - Oriënteren

Wat

Met oriënteren bedoelen we de bewustwording van het feit dat je een studiekeuze moet maken en de mate waarin je bereid bent je in te zetten om het studiekeuzeproces aan te pakken.


Algemene hypothese

De leerling is zich onvoldoende bewust van het studiekeuzeproces en het belang ervan voor de verdere schoolloopbaan..

Onderzoeksvraag

Wat zorgt ervoor dat de leerling zich onvoldoende bewust is van het belang van het kiezen van een goede studierichting ?

Indicaties vanuit de intakefase

  • Ik heb nog niet stilgestaan bij het feit dat ik een studiekeuze moet maken volgend schooljaar en maak me daar geen zorgen over.

  • Ik ben angstig/onzeker wat de toekomst brengen zal.

  • Ik zie mezelf niet in staat om een goede studierichting te maken die past bij mijn persoon.

  • Ik voel me weinig betrokken tot schoolse zaken.

  • Ik heb nog tijd genoeg om een studiekeuze te maken.

  • Ik zie wel wat er op mij af komt.

  • Ik heb nog geen initiatief genomen om na te denken over mijn schoolloopbaan.

  • Ik ga naar school omdat ik moet, maar ik zie de meerwaarde er niet van in voor de toekomst.

  • Er is maar één studierichting die bij me past waardoor ik niet meer nadenk over andere opties.

Mogelijke persoonsgebonden verklaringen

  • Het is mogelijk dat de leerling zich niet verantwoordelijk voelt om de eigen schoolloopbaan vorm te geven en daarin het voortouw niet neemt. Hij ontwikkelt onvoldoende loopbaan-competentie. Loopbaancompetentie houdt in dat de leerling competenties moet ontwikkelen om om te gaan met loopbaanveranderingen en dat hij die zelf mee vorm geeft. De leerling loopt niet vast op onvoorziene wendingen, maar hij zoekt aansluiting met nieuwe situaties en past zich daaraan aan. Is dat niet het geval, dan voelt de leerling zich niet competent of vaardig genoeg om het studiekeuzeproces aan te pakken en zelf vorm te geven. De leerling is zich niet bewust van hoe de huidige schoolloopbaan gerelateerd is aan verleden en toekomst.

  • De leerling heeft algemeen een motivatieprobleem en levert daardoor geen inspanningen om schoolse zaken en het studiekeuzeproces aan te pakken. Mogelijks ziet de leerling het nut er niet van in of twijfelt hij aan z’n capaciteiten. De leerling kan eventueel ook op meerdere vlakken uitstelgedrag vertonen waardoor hij geen actieve houding aanneemt.

  • De leerling is onvoldoende emotioneel betrokken bij het schools gebeuren. Hij heeft weinig interesse in schoolse zaken en neemt een passieve houding aan.

  • De leerling is angstig voor veranderingen en heeft twijfels wat er in de toekomst kan gebeuren. Dit weerhoudt de leerling om het studiekeuzeproces aan te pakken.

  • Algemene besluitloosheid. De leerling heeft moeite om keuzes te maken vanuit onzekerheid, angst om fouten te maken of een gebrek aan zelfvertrouwen. De leerling kan zich bijkomend zorgen maken over de mening of verwachtingen van zijn omgeving. Dat kan hem weerhouden om z’n studiekeuzeproces aan te pakken.

  • Beperkt zelfwaardegevoel (= de waarde die iemand zichzelf toekent). Kritiek van anderen over prestaties of weinig (studie)succes ervaren verhogen het risico op een minderwaardig gevoel over zichzelf. De leerling kan in dat geval geneigd zijn om vooral aan de verwachtingen van anderen te voldoen, waardoor hij niet zelf actief het studiekeuzeproces in handen neemt.

  • De leerling fixeert zich op een welbepaalde studierichting. Hij houdt zich de mythe voor dat er maar één studierichting echt bij hem past (= de zgn. ‘disfunctionele mythe). Als gevolg hiervan neemt hij z’n studiekeuzeproces niet of onvoldoende in handen. Hij koestert bijv. heel hoge verwachtingen ten aanzien van die studierichting en durft daardoor z’n studiekeuzeproces niet verder vorm te geven.

  • De leerling weet niet waar hij zichzelf ziet in de toekomst, welk beroep hij wil uitoefenen, enz. De leerling weet niet hoe hij gemaakte keuzes kan plaatsen in het verleden en in de toekomst.

Mogelijke omgevingsfactoren verklaringen

  • Ouders, leerkrachten of anderen zijn zelf weinig betrokken op het schools gebeuren en/of op het studiekeuzeproces. De leerling wordt daardoor weinig gestimuleerd om zelf zijn schoolloopbaan vorm te geven.

  • Het is ook mogelijk dat de school nog toekomstige activiteiten inplant die de leerling vooruit kan helpen.