Hypothese 2 - Exploratie van zichzelf

OLB & HGD > Strategiefase > Hypothesen 'Studiekeuzetaken' > Hypothese 2 - Exploratie van zichzelf

Wat

Exploreren van zichzelf of zelfconceptverheldering betekent dat de leerling moet nadenken over zichzelf, wat hij graag doet, wat hij goed kan en zijn studie aanpak. Op die manier kan een goede studiekeuze gemaakt worden eigen aan de persoon.


Algemene hypothese

De leerling heeft onvoldoende stilgestaan bij zijn persoonlijke kenmerken die relevant kunnen zijn voor het maken van een goede studiekeuze.

Onderzoeksvraag

Hoe komt het dat de leerling er niet of moeilijk toe komt om na te denken over eigen interesses, talenten, vaardigheden, waarden ?

Indicaties vanuit de intakefase

  • Ik heb mijn vaardigheden, interesses of studie aanpak nog niet met iemand besproken.

  • Ik krijg weinig feedback van de leerkrachten over mijn schoolse vaardigheden.

  • Mijn ouders kunnen mij niet goed inschatten, waardoor ik weinig een beroep doe op hen.

  • Ik kan mijn vaardigheden, talenten en capaciteiten moeilijk inschatten.

  • Ik weet niet wat ik belangrijk vind in mijn toekomst.

  • Ik heb nog niet nagedacht over een mogelijk beroep.

Mogelijke persoonsgebonden verklaringen

  • De leerling toont weinig drang, interesse of nieuwsgierigheid om nieuwe zaken te ontdekken. Daardoor is het mogelijk dat de leerling weinig zin heeft om over zichzelf of zijn studie aanpak na te denken.

  • De leerling heeft een laag effectiviteitsgevoel (= geloof in de eigen capaciteiten om een bepaald gedrag te realiseren). Indien de leerling zichzelf minder competent acht voor een bepaalde activiteit, i.c. zelfconceptverheldering, dan zal er ook minder interesse zijn voor die activiteit.

  • De leerling heeft weinig zicht op mogelijke relevante informatiebronnen die hem input kunnen geven bij de beeldvorming van zichzelf. Het is goed mogelijk dat de leerling niet goed weet bij wie hij hiervoor terecht kan, dat je hiervoor bij meerdere personen terecht kan en je de relevantie of kwaliteit van deze bronnen kritisch kan bevragen (in hoeverre geeft deze bron betrouwbare informatie over wie ik ben als leerling en als persoon?).

  • Als de leerling onbetrouwbare of eenzijdige informatie krijgt vanuit zijn omgeving, dan kan dat leiden tot incorrecte of onvolledige zelfkennis. Door weinig succeservaringen op schools vlak of systematische negatieve feedback is het enerzijds mogelijk dat de leerling zichzelf te laag inschat en enkel negatieve informatie over zichzelf opneemt. Anderzijds kan de leerling ook enkel positieve informatie opnemen en zichzelf daardoor te hoog inschatten.

  • Het is ook mogelijk dat de leerling over weinig vaardigheden beschikt om zichzelf in te schatten ( = weinig zelfkennis) en niet weet hoe hij dit moet aanpakken.

Mogelijke omgevingsfactoren verklaringen

  • Gebrek aan informatiebronnen. Het is mogelijk dat de leerling weinig feedback krijgt van de leerkrachten, vrienden of ouders.

  • Fixatie op rolmodellen. Het is mogelijk dat de leerling zich te veel laat leiden door de opleiding die zijn broer of zus gekozen heeft of door de studierichting die de vriend(in) kiest. Daardoor kijkt de leerling te weinig naar zichzelf en exploreert hij zichzelf te beperkt.

  • Ontbrekende rolmodellen. Het is mogelijk dat er in de dichte omgeving van de leerling bijv. niemand verder studeert na het secundair onderwijs of niemand wetenschappen studeerde. De leerling verengt daardoor onbewust zijn zelfbeeld. De leerling kan er bijv. van overtuigd zijn dat zijn capaciteiten niet sterk genoeg zijn, omdat er niemand in zijn gezin voortstudeerde na het secundair onderwijs.