Betrokkenheid van de omgeving

OLB & HGD > Begeleidingsfase > Specifiek deel > Betrokkenheid van de omgeving

Ouders

In het algemeen deel kwam het thema ‘gesprek met ouders’ reeds aan bod. We werken dit nu verder uit en geven aan op welke manier ouders ondersteunend kunnen zijn in de schoolse betrokkenheid en in de motivatie van hun kind voor zijn schoolse activiteiten en studiekeuze.

Ouders hebben vanzelfsprekend een cruciale rol in de ontwikkeling van hun kind. Ze doen dat onder andere door in te spelen op zijn basisbehoeften. Ouders kunnen op verschillende manieren hun kind ondersteunen in de ontwikkeling van autonome motivatie. Welke activiteiten vindt hun opgroeiende adolescent boeiend, uitdagend of leerrijk? Ouders kunnen hun kind aanmoedigen en coachen in het opnemen en uitoefenen van deze activiteiten. Ze volgen daarbij het tempo van hun jongere en houden rekening met zijn kennis, vaardigheden en ontwikkeling.

Bij het maken van keuzes gaan ze na wat de mening van hun kind is.

  • Ze leggen de keuzesituatie uit en bespreken hun ideeën en die van hun kind.

  • Ze doen dat vanuit een oprechte interesse in de beleving en het denken van hun kind.

  • Ze zoeken aansluiting bij wat hij belangrijk vindt en bij wat de keuze voor hem betekent.

  • Hierbij zetten ze hun kind aan tot reflectie en exploratie.

  • Ze stimuleren hun kind tot actie en ontdekking. Dat kan in verschillende contexten: bij activiteiten thuis, in de vrije tijd, op reis of uitstap, in sport en spel…

  • Ze geven hun opgroeiende adolescent hierin ruimte, maar ook voldoende houvast door de contouren aan te geven waarbinnen dat kan.

Ouders kunnen ook een belangrijke rol opnemen in de ontwikkeling van binding met en betrokkenheid op het schoolse gebeuren.

  • Ze laten merken dat zij het belangrijk vinden dat hun kind het goed stelt op school.

  • Ze zijn een luisterend oor als hun kind over school vertelt, ze stellen geïnteresseerde vragen en waarderen de inzet en het engagement van hun kind.

  • Ze spreken motiverend hun verwachtingen uit, die aangepast zijn op wat binnen de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ van hun kind ligt.

  • Ze moedigen aan, geven waar nodig ondersteuning en hebben aandacht voor zijn welbevinden.

  • Ze nemen deel aan activiteiten voor ouders op school en gaan er met een open blik in gesprek.

  • Bij negatieve gevoelens van hun kind, zoals faalangst, stress of demotivatie, helpen ze zoeken naar een mogelijke aanpak.

Ouders willen hun kind heel wat leren: alledaagse vaardigheden, maar ook specifieke competenties die ze in hun schoolse activiteiten kunnen gebruiken.

  • Ze begeleiden hun adolescent in nieuwe situaties en competenties.

  • Ze doen dat op verschillende manieren vanuit een brede kijk op zijn ontwikkeling.

  • Ze helpen hem zijn talenten en kwaliteiten ontdekken, ontwikkelen en benutten.

  • Ze stimuleren hem tot zelfstandig denken en handelen, en laten toe dat dit via de weg van vallen en opstaan verloopt.

  • Ze laten hem zaken uitproberen, geven feedback en versterken waar nodig zijn zelfvertrouwen.

  • Ze laten los, maar zijn aanwezig als ze nodig zijn.

Ouders die weinig aanwezig of actief zijn in de opvoeding van hun kinderen komen niet altijd tegemoet aan de basisnoden van hun kinderen. Ouders met een controlerende opvoedingsstijl leggen dan weer vaak druk op presteren, ook op school. In beide opvoedingsstijlen – laissez-faire en controlerend – kunnen de autonome motivatie en de ontwikkeling van zelfdeterminatie van de leerling in het gedrang komen. Die zelfdeterminatie is een fundament in het maken van een succesvolle studiekeuze.

Leerkrachten

Net zoals ouders hebben ook leerkrachten een invloed op de ontwikkeling van de autonome motivatie van de leerling. Leerkrachten die autonomie ondersteunend te werk gaan, nemen in het ontwerpen van hun lessen en in het begeleiden van studiekeuzes het perspectief in van de leerlingen.

In het begin van deze leidraad gaven we verschillende aspecten van onderwijsloopbaanbegeleiding een plaats in het zorgcontinuüm.
In zorgfase 0 kenden we de leerkracht hierbij een aantal taken toe:

  • in gesprek gaan met de leerlingen over hun studiekeuze,

  • hen coachen en stimuleren in de zoektocht naar wie ze zijn en wat ze willen,

  • hen ondersteunen in het verkennen van de studiemogelijkheden en beroepen,

  • hun talenten en kwaliteiten helpen ontwikkelen,

  • hen met raad en daad bijstaan (onder meer met onderbouwde studiekeuzeadviezen van de klassenraad),

  • het betrekken van de ouders bij hun keuzebegeleiding…

Daarnaast spelen leerkrachten ook door hun dagelijks didactisch en pedagogisch handelen een rol in de wijze waarop leerlingen hun studiekeuzetraject opnemen.

Bij leerkrachten die sterk uitgaan van een leerplangestuurde aanpak met opgelegde leerdoelen en leerinhouden bestaat het risico dat ze zich minder afstemmen op de ‘didactische beginsituatie’ van de leerlingen: op hun voorkennis, hun interesses, hun specifieke kenmerken... Ze ontwikkelen een controlerende leerkrachtstijl die erop gericht is dat de leerlingen precies uitvoeren wat ze voor ogen hebben. Dat gaat ten koste van de inspraak en de inbreng van de leerlingen. Ze krijgen minder kans om te experimenteren en om hun specifieke talenten en creativiteit tot ontwikkeling te brengen. Deze controlerende stijl uit zich ook in de manier waarop de leerkracht de interactie met de leerlingen aangaat, hen feedback geeft en hen opvolgt. Dat kan voor ongezonde druk zorgen en voor gevoelens van schuld en schaamte bij leerlingen die er niet in slagen de voorziene leerweg tot een goed einde te brengen, wat negatief kan zijn voor hun zelfwaardegevoel.

Net zoals een teveel aan sturing kan ook een gebrek aan sturing negatief zijn voor de ontwikkeling van de autonome motivatie van leerlingen. Leerlingen hebben nood aan duidelijkheid over wat van hen verwacht wordt. De mate van sturing dient een leraar af te stemmen op de ‘didactische beginsituatie’ van de leerlingen: hoeveel sturing hebben de leerlingen nodig opdat ze leerwinst kunnen boeken?

Sturing die afgestemd is, biedt houvast en structuur. Een belangrijke didactische component om die te realiseren, is klasmanagement. Via zijn klasmanagement geeft de leerkracht vorm aan de organisatie van de les en aan de interacties in de klas. Ze zorgt voor de context waarbinnen een leraar autonomie ondersteunend kan zijn.

Ook de leerdoelen, de leerinhouden en de werkvormen zijn belangrijke structuurelementen. De wijze waarop de leerkracht ze aanwent, maakt het verschil tussen een autonomie ondersteunende dan wel een controlerende leerkrachtstijl. Een autonomie ondersteunende leraar hanteert werkvormen die ook focussen op bespreking, onderzoek, eigen inbreng en handelen, keuzemogelijkheden, iets uitproberen… De leerinhouden die hij aanbrengt, probeert hij voor de leerlingen interessant te maken of persoonlijk zinvol. Ze bevatten studiemateriaal dat aansluit bij hun interesses en bij hun persoonlijke waarden. De leerdoelen maakt de leerkracht transparant: hij licht het wat en waarom ervan toe. Hij stelt lesdoelen voorop die voor de leerlingen haalbaar maar ook voldoende uitdagend zijn.

Een autonomie ondersteunende leraar is ook een effectieve leerprocesbegeleider. Hij structureert het leerproces van de leerlingen, voorziet in aangepaste leertaken en volgt de vorderingen op. Hij geeft de leerlingen op een motiverende manier feedback, helpt hen op weg en stuurt bij waar nodig.

Als leerlingen een studierichting kunnen kiezen waar ze ten volle achterstaan, dan zal die hen energie bezorgen en zijn ze beter bestand om met tegenslagen en moeilijkheden tijdens hun onderwijsloopbaan om te gaan.

Leerlingen die leer- en studieactiviteiten vanuit autonome motieven kunnen uitvoeren, hebben de ervaring om eigen persoonlijke doelen en waarden te realiseren, en om zichzelf te ontplooien. Die ervaring kunnen ze meenemen naar hun studiekeuzesituatie. Als leerlingen een studierichting kunnen kiezen waar ze ten volle achterstaan, dan zal die hen energie bezorgen en zijn ze beter bestand om met tegenslagen en moeilijkheden tijdens hun onderwijsloopbaan om te gaan. Ze hebben immers een sterk intern kompas ontwikkeld en weten als regisseur van hun eigen loopbaanscenario flexibel om te gaan met mogelijke plotwendingen.

In onze studiekeuzebegeleiding kunnen we zowel leerkrachten als ouders inzichten en tips aanreiken in het ondersteunen van het studiekeuzeproces van de jongere. In het Algemeen deel bespreken we een aantal strategieën hiertoe. In wat volgt geven we aan waarom en hoe ze dat op een autonomie ondersteunende manier kunnen doen. We kunnen hierbij op meerdere aspecten inzetten. Heel wat van deze tools vinden we terug in de begeleidingsdoelstellingen en in de ondersteuningsnoden, zoals we ze in de aanbevelingsfase oplijsten.

Waar nodig investeren we eerst in het herstellen of versterken van de relatie en de interacties tussen de leerling en de leerkracht of ouder. We gaan daarbij uit van een democratische opvoedingsstijl, die een hoge mate van responsiviteit en nabijheid combineert met voldoende structuur en toezicht.

Ook communicatievaardigheden spelen een belangrijke rol. Ouders die hiervoor specifieke hulp wensen, kunnen we doorverwijzen voor opvoedingsondersteuning (voor voorlichting, advies, psycho-educatie of probleemaanpak).

Ouders kunnen hun kind in hun studiekeuze op een autonomie ondersteunende manier bijstaan door in gesprek met hem te gaan over zijn interesses, capaciteiten, talenten, vaardigheden, waarden… en open te staan voor twijfels of angsten.

Het is essentieel dat de jongere de kans krijgt van zijn ouders om een authentieke keuze te maken, die dus anders kan zijn dan de voorkeur van de ouders.

Ouders kunnen hun kind ook de nodige sturing geven door op een positieve manier zijn keuzebewustzijn te verhogen en zijn betrokkenheid op de eigen schoolloopbaan te stimuleren. Dat kan door hem uit te dagen zelf actief na te denken, verbanden te leggen, op zoek te gaan, uit te proberen en voorlopige keuzes te laten maken.

Specifiek met betrekking tot studiekeuzebegeleiding kunnen leerkrachten autonomie ondersteunend zijn door leeractiviteiten aan te bieden die verantwoordelijkheid geven en voor leerplezier zorgen in het leren ontdekken van de eigen persoonskenmerken en van de verschillende keuzemogelijkheden.

Dat kan met behulp van interactieve, beschouwende en creatieve werkvormen om de zelfexploratie te bevorderen en vorm te geven. De autonomie ondersteunend leerkracht stelt daarbij vertrouwen in de leerlingen, hij zoekt aansluiting bij hun perspectief, hij wakkert hun nieuwsgierigheid aan en hij moedigt hen in hun zoektocht aan.

Hij heeft ook oog voor de ontwikkeling van de loopbaancompetentie van de leerlingen. Hij gaat na in hoeverre de leerlingen zich competent voelen om hun studiekeuzetraject op te nemen en gaat met hen in gesprek over de emotionele factoren die mogelijk van invloed kunnen zijn, zoals onzekerheid, zelfvertrouwen, geloof in eigen capaciteiten, enz.

Hij geeft de leerlingen ook inzicht in de verschillende keuzestijlen en in hun eigen keuzestijl (intuïtief, emotioneel, goed overwogen, volgzaam, rationeel, uitstellend, impulsief…).