Basisoriëntatie Motivatie

OLB & HGD > Integratie- en aanbevelingsfase > Basisoriëntatie Motivatie

Hierna volgt –ter inspiratie– een lijst van mogelijke verander- en begeleidingsdoelen, onderwijs- en opvoedingsnoden en ondersteuningsbehoeften.

Actor leerling

Algemene doelstellingen:

  • De leerling heeft zicht op zijn motivatieprofiel en op de samenhang met zijn aanpak van de studiekeuzetaken.

  • De leerling versterkt zijn intern kompas.

  • De leerling voelt zich meer betrokken op het schools gebeuren.

  • De leerling voelt zich erkend en competent en heeft zelfvertrouwen.

  • De leerling heeft een betere band met zijn leerkracht(en).

Om deze doelstellingen te bereiken,
heeft
de leerling nood aan:

  • Inzicht in het eigen motivatieprofiel en zinvolle verklaringen voor zijn motivatieprobleem.

  • Uitleg over/inzicht in de aard en de specificiteit van zijn motivatieproblemen.

  • Contexten, handelingen of tools die zorgen voor meer zin in leer- en studiekeuzeactiviteiten.

  • Leeractiviteiten waarbij hij voor belangrijke en waardevolle aspecten verantwoordelijkheid krijgt.

  • Klasgenoten/leeftijdsgenoten die hem niet afwijzen, maar positief betrekken bij leer- en studiekeuzeactiviteiten.

  • Feedback waarbij succeservaringen en inzet toegeschreven worden aan zichzelf.

  • Feedback die procesgericht is.

Specifieke (motivatie)doelstellingen:

  • De leerling zet zichzelf minder onder druk om te presteren op school (= gecontroleerde motivatie).

  • De leerling ontwikkelt een sterk(er) intern kompas waardoor hij op een goede manier kan omgaan met de druk vanuit zijn omgeving ( = gecontroleerde motivatie).

  • De leerling versterkt zijn emotionele en gedragsmatige betrokkenheid op het schools gebeuren (= amotivatie).

  • De leerling versterkt zijn zelfwaardegevoel en zelfvertrouwen waardoor hij zijn leer- en studiekeuzeactiviteiten effectief opneemt (= amotivatie, onzekerheid, externe druk).

  • De leerling zoekt een goede studiemethode zodat gevoelens van (faal)angst en onzekerheid afnemen (= amotivatie, onzekerheid).

  • De leerling ontwikkelt een betere band tussen zichzelf en de leerkracht(en), waardoor zijn probleemgedrag vermindert (= amotivatie, onzekerheid, externaliserend probleemgedrag).

  • De leerling versterkt zijn zelfbeeld en zelfwaardegevoel zodat hij beter kan omgaan met het oordeel van anderen (= externe druk).

  • De leerling denkt na over zichzelf en over belangrijke doelen en waarden om na te streven, zodat hij zich niet enkel laat leiden door wat zijn omgeving aangeeft (= externe druk).

  • De leerling stelt realistische doelen en verwachtingen voor zichzelf voorop, zodat hij beseft dat de druk vanuit de omgeving irreëel is (= externe druk).

  • Het probleemgedrag wordt geanalyseerd zodat de juiste aanpak bepaald kan worden (= externaliserend probleemgedrag).

Om deze doelstellingen te bereiken,
heeft
de leerling nood aan:

  • Een leerkracht/ouder/begeleider die op een autonomie ondersteunende en gestructureerde manier de leerling motiveert om leer- en studiekeuzeactiviteiten aan te pakken. Bijvoorbeeld: de leerkracht stelt vertrouwen in de leerling, neemt zijn perspectief in en moedigt aan, wil vrijheid en kansen bieden.

  • Een leerkracht die begrip toont en geruststelt en een veilige sfeer kan creëren.

  • Een leerkracht die goed kan helpen reflecteren en positieve feedback geeft. - Een leerkracht die hem stimuleert om zelf initiatief te ontplooien.

  • Instructie waarbij realistische verwachtingen gesteld worden, zodat hij zich competent kan voelen.

  • Leeractiviteiten waarbij ingezet wordt op het vergroten van het gevoel van eigenwaarde en het verbeteren van het zelfbeeld.

  • Inzicht in de eigen talenten, capaciteiten, sterktes en zwaktes, waarden en doelen die belangrijk zijn om na te streven.

  • Een leerkracht die leert dat fouten maken mag en dit bespreekt.

  • Een begeleider die signalen van faalangst, perfectionisme of laag zelfbeeld herkent en bespreekbaar maakt.

  • Een leerkracht/ouder die realistische verwachtingen heeft over prestaties op school.

  • Een leerkracht/ouder die begrip en vertrouwen toont en bij wie hij terecht kan met vragen en twijfels.

  • Inzicht in de verschillende aspecten van zelfregulerend leren.

  • Een grondige analyse van zijn probleemgedrag en de gevolgen ervan voor de omgeving.

Actor school en ouders

Algemene doelstellingen:

  • De samenhang tussen het motivatieprofiel van de leerling en leeractiviteiten en/of studiekeuzetaken nagaan, in functie van verdere aanpak.

  • De zin bij de leerling aanwakkeren om leer- en studiekeuze-activiteiten in handen te nemen.

  • Op een autonomie ondersteunende manier de leerling motiveren om leer- en studiekeuze-activiteiten aan te pakken zodat hij zich goed voelt ten aanzien van schoolse zaken. Bijvoorbeeld: de leerkracht/ouder stelt vertrouwen in de leerling/het kind, neemt zijn perspectief in en moedigt aan, wil vrijheid en kansen bieden.

  • Positieve gevoelens en betrokkenheid op het schools gebeuren helpen versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken,
heeft
de school/ouder nood aan:

  • Inzicht in het motivatieprofiel van de leerling/het kind.

  • Uitleg over/inzicht in de aard en de specificiteit van de motivatieproblemen.

  • Coaching om op een motiverende en enthousiasmerende wijze de leerling/het kind te ondersteunen in het studiekeuzeproces.

  • Tips om een positieve en veilige context te creëren.

  • Ondersteuning om een autonomie ondersteunende stijl te hanteren zodat de betrokkenheid van de leerling/het kind verhoogd kan worden.

Specifieke (motivatie)doelstellingen:

  • Als leerkracht/ouder geen onnodige druk leggen op de leerling/het kind om te presteren op school of om hem te pushen in het kiezen van een studierichting.

  • Als leerkracht/ouder in het spreken met de leerling/het kind vertrekken vanuit zijn perspectief.

  • Het (schools) zelfbeeld en zelfwaardegevoel van de leerling/het kind versterken.

  • De band tussen de leerling en leerkracht/ouder versterken zodat de vicieuze cirkel van negatieve gevoelens tegenover elkaar doorbroken kan worden (= amotivatie, onzekerheid, externaliserend probleemgedrag).

Om deze doelstellingen te bereiken,
heeft
de school/ouder nood aan:

  • Inzicht in de capaciteiten, sterktes en zwaktes van de leerling/het kind.

  • Een analyse van het probleemgedrag van de leerling/het kind zodat de herkomst of oorzaak van zijn probleemgedrag duidelijker wordt.

  • Inzicht in de factoren die het probleemgedrag mogelijks versterken (onzekerheid, faalangst, perfectionisme, enz.).