Activiteiten van het Verzet

Het Belgisch Legioen kreeg stilaan vaste voet in de Westhoek vanaf eind 1941.

In November '41 werd de industrieel Adrien Ryckman (zie biografie) uit De Panne (schuilnaam "Mac"), gecontacteerd door reserve-kolonel Lentz, om een weerstandskern te organiseren, die van het Belgisch Legioen zou afhangen.

Ryckman aanvaarde en werd aangeduid als bevelhebber voor het kanton Veurne. Ryckman maakte trouwens sedert September '40 deel uit van de "Witte Brigade Oostende en de Kust", meer bepaald de groep De Panne, olv van Englebert en D'Oeuvre*. Hij vervaardigde, tussen Januari en Oktober 1941, scheepjes in zijn villa en organiseerde een ontsnappingslijn over zee voor "Engelandvaarders" die hij 's nachts tot op het strand begeleidde.

*De Witte Brigade Oostende en de Kust, onafhankelijke organisatie, gesticht in Sept. '40 door de Oostendse Adj.-commissaris Henry Barbary. De organisatie had een afdeling in De Panne, Nieuwpoort, Lombardzijde, Middelkerke, Bredene, Klemskerke, De Haan, Wenduyne, Blankenberge. Via Victor Dafonseca en Hubert de Groote ging de Witte Brigade op in het Belgisch Legioen.

Ryckman wierf leden aan als Gerard Bruloot, Wachtmeester bij de rijkswacht te Diksmuide en Ferdinand Gouwy (zie biografie), bevelhebber van het rijkswachtdistrict Veurne. Onder impuls van Gouwy zou het Geheim Leger in gans de Westhoek haar vertakkingen krijgen en ontstond er vooral een intense samenwerking met de diverse rijkswachtbrigades die onder zijn district vielen. O.m. Wachtmeester Romain Depoorter (zie biografie), van de brigade Veurne, Adjudant Maurice Decreus van de brigade Nieuwpoort.

Als koerier tussen de kust en Houthulst (provinciaal commando van Hubert de Groote), werd Julien Demolder ingezet (zie biografie).

De overste van Romain Depoorter, Willy Delanoye (1ste Sergeant-majoor van het 3de Linieregiment te Oostende) , stond in verbinding met pater Van Craeynest (alias Dupondt), die als verbindingsman met Brussel optrad en werkte voor de inlichtingendienst "Banco" *

*Stichters Emmanuel Jooris en Joseph Romainville.

Als koerier tussen Depoorter (deknaam Robert of agent ZE 6), en Delanoye fungeerde Julien Demolder uit De Panne. hij was de schoonbroer van Delanoye. Na zijn dood werd de taak overgenomen door Germain D'Haveloose.

Depoorter was bijgestaan door de Wachtmeesters Georges Bouserie (zie biografie) en Norbert Delye van de rijkswachtbrigade Veurne, Wachtmeester August Vandamme van de brigade Merkem en door 1ste Opperwachtmeester Fernand Ramout., brigadecommandant van Oostvleteren.

Depoorters bedrijvigheid bij Delanoye moest in Maart '42 stopgezet worden. Koerier Demolder vermoedde Duitse infiltratie en verraad in de afvoerlijn van inlichtingen, gepleegd door een vrouw, gekend onder de naam "Fünfshilling", aan wie Demolder elke maandag te Middelkerke zijn inlichtingen ter hand stelde om verder te worden doorgegeven aan de hogere instanties.

Dit vermoeden bleek later gegrond te zijn : Delanoye, Van Craeynest en nog anderen van de dienst "Banco" vielen door het optreden van deze vrouw eind Augustus '43 in handen van de GFP.

Depoorter staakte gedurende een drietaal maanden alle verzetsactiviteiten.

In Juli '42, werd hij door zijn overste in de rijkswacht, Luitenant Gouwy, in verbinding gesteld met Adrien Ryckman, sectoroverste van het Geheim Leger (schuilnaam Mac). Julien Demolder werd mee aangesloten.

Depoorter kreeg als opdracht "zwarte lijsten" op te maken voor het Veurnse, nieuwe leden aan te werven voor de beweging en sabotages uit te voeren.

Samen met Demolder maakte hij 300 à 400 spoorwagens onklaar door as of zand in de oliepotten te gieten en maakte Duitse wapens buit.

Depoorter boodt ook hulp aan werkweigeraars. Via talrijke vergaderingen ten huize van Gouwy, brachten ze -in de schoot van de rijkswacht- verbindingen tot stand tussen Ryckman en verzetsgroepen langs de Franse grens, met medewerking van Camiel Verslype (1ste Opperwachtmeester en brigadecommandant te Houtem), Maurice Beun (Luitenant der douanen te Leisele), 1ste Opperwachtmeester Deroot van de brigade Roesbrugge, 1ste Sergeant-majoor bij de 3de Linie (nadien gewestleider van het G.L. Roesbrugge), Emile Luyssaert, 1ste Opperwachtmeester en brigadecommandant te Watou.

Tussen Roesbrugge en Veurne werd later Roger De Graeve ingezet, hij mocht als controleur het Sperrgebiet betreden.

In Juni '43 werd Karel Bailleul met een 40tal Veurnenaren door Gouwy en Depoorter opgenomen in het Geheim Leger.

In April '43 komt Gouwy in contact met de Oostduinkerkse Adjunct-commissaris Frans Leon Quaghebeur, die de leiding kreeg over de inlichtingendienst "Banco". Depoorter verscahfte Quaghebeur inlichtingen over scheepvaart, troepentransporten en verdedigingswerken van de bezetter. In September '43 werd Quaghebeur aangehouden door de GFP en naar Duitsland gestuurd (Nordhausen), maar hij kon ontsnappen. In Oktober '43 werd Luitenant Gouwy overgeplaatst van Veurne naar het rijkswachtcommando van het district Brugge, waar hij zijn activiteiten in het Verzet verder zette.

In Nov. '43 moest provinciecommandant de Groote de vlucht nemen naar Engeland.

Op 4 December '43 werd Julien Demolder door de GFP aangehouden, hij was "verdacht koerier te zijn voor Adrien Ryckman". Bij zijn poging tot ontvluchten uit de Ortkommandantur van De Panne werd hij neergeschoten. Hij overleed in de St-Augustinuskliniek te Veurne aan zijn verwondingen.

Depoorter slaagde erin Demolder een laatste bezoek te brengen op zijn sterfbed, daar vernam hij dat Ryckman ook opgespoord werd en dat de vrouw "Fünfshilling" inderdaad als dubbelagente voor de Duitse politie werkte.

Depoorter kon zijn compromiterende papieren en wapen vernietigen. Ryckman ontsnapte op het nippertje aan een aanhouding op 4 December '43. Hij dook onder in Koksijde ( bij Lambinon en Demailly, afgezette burgemeester van De Panne, en in de villa Clair-Logis te St-Idesbald). Op 24 April '44 werd hij naar het maquis van Cugnon in de provincie Luxemburg overgebracht en nam zijn adjunct, Depoorter, de leiding over de sector, in nauwe samenwerking met collega Wachtmeester Georges Bouserie (zie biografie)

Gezien de afwezigheid van De Groote en Ryckman, richtte Wachtmeester Depoorter zich tot zijn vroegere chef Ferdinand Gouwy. Als sectorcommandant ontving hij richtlijnen van Brugge, via Gouwy. Veurnenaar Maurice Morlion (1901), werd ingezet als verbindingsman tussen Brugge en Veurne. Hij was hoofdwachter bij de NMBS en leider van de verzetsgroep van de spoorwegen te Brugge.

In Juli '44 kreeg Depoorter het bevel om de leiding te nemen van alle acties in het gebied Veurne en omstreken en om zich in verbinding te stellen met reserve-luitenant Iwens d'Eeckhoute te Ieper.

In afwachting van het zgn uur H trof hij allerlei maatregelen en nam contact op met de Franse weerstandorganisatie F F I (Forces Françaises de l'Intérieur).

Bij de bevrijding speelde het G.L. een actieve rol in het ontmijnen en het handhaven van de orde.

Op 11 September '44 kwam Ryckman terug uit de Ardennen, nam het bevel opnieuw over en organiseerde, in samenwerking met de geallieerden, de deelname van het G.L., sector Veurne, aan de omsingeling van het nog bezette Duinkerke.

Groep Adinkerke

Groepoverste Laurent Huyghebaert (1914), res-onderofficier 23ste Linieregiment, werd aangeworven bij het verzet door Albert Baudelet, vertrouwensman van Adrien Ryckman. Hij wierf zelf ook 37 leden aan. In Maart '43 werd hij benoemd tot onderbrigadier der douanen. Hij verschafte Ryckman inlichtingen omtrent het vijandelijk transport te water.

In September '44 nam hij de leiding over de ontmijningsactie van de Duinkerkebrug in Adinkerke en slaagde erin, met de groep De Panne (Florimond Coppijn, watman Robert Kerckaert en brandweercommandant Oscar D'Haveloose en zoon Germain), 8 wagons Duitse munitie (bestemd voor Duinkerke) te verplaatsen naar Koksijde. Volgens de leiding van de F F I uit Rijsel, had deze aktie het beleg van Duinkerke zeker een week verkort. Zie ook verder, de akties van de brandweer.

Tussen 20 September en 15 Oktober voerde hij een compagnie vrijwilligers aan voor de omsingelingsgevechten rond Duinkerke.

Brandweerkorps

Ook het brandweerkorps droeg zijn steentje bij

In Oktober 1942 werden vader en zoon D'Haveloose aangesloten bij de weerstand (Geheim Leger) , aangeworven door de plaatselijke leider, industrieel Adrien Ryckman en uit woede tegen de bezetter na de 2 aanhoudingen van vader Oscar.

Vader kreeg de graad van Eerste-sergeant, Germain (toen 17 jaar) werd korporaal. De sectie bestond uit : leiders Adrien Ryckman en Victor Englebert (zie ook Sectie De Panne in "Organisatie"), Florimond Coppijn, Gerard Ryckman, vader en zoon D'Haveloose, Antoon D'hooghe, Julien Demolder..

Germain nam de taak van Julien Demolder over na zijn overlijden.

De "loerpost" op de toren van de St-Pieterskerk was een ideale plaats om de Duitse stellingen te bekijken en om schetsen te maken van de versterkingen en de batterijen en, door de bemiddeling van koerier Julien Demolder over te maken aan Londen, via het hoofdkwartier van het Geheim Leger in het kasteel van Houthulst, aan de provinciale commandant Hubert De Groote.

Zoals reeds gezegd, werd vader D'Haveloose twee maal aangehouden,

een 1ste maal na valse verklaringen van sergeant Hilaire Vanholme, lid van de Zwarte Brigade aan de Ortscommandant. Na enkele dagen zware ondervragingen werd hij losgelaten.

Dokter Vandaele stelde gebarsten neusbeen, geschonden kaakbeen, vier gebroken tanden, 2 ribben kapot en schaaf-wonden over gans het lichaam vast !

Een 2de maal op de beruchte 8 Mei 1942. Na een serieuze huiszoeking, werd hij naar de school "Panne Instituut" in de Verenigingstraat gebracht, waar er al een 60-tal aangehouden Pannenaars onder bewaking stonden.

Onder de gearresteerden : Pastoor Jules Blomme, onderpastoor Maurice Pollet, Politiecommissaris Gustaaf Dekeukelaere, bureauchef van het gemeentebestuur Florimond Coppijn, enkele kadetten van de Militaire School (waaronder de latere Generaal Frans Bergmans).

Ze werden naar Brugge gevoerd, vanwaaruit verscheidene gedeporteerd werden naar kampen in Duitsland. Velen kwamen nooit terug. Zie deel "gedeporteerden".

Na 89 dagen afzien, werd Oscar D'Haveloose vrijgelaten.

De thuiskomst was dramatisch : Germain zag zijn plots grijsharig geworden vader voor het eerst schreien : hij had zich zo ongerust gemaakt over het lot van zijn gezin.

Spionage

Bij een "uitstap" om zogezegd gras en klavers voor de konijnen te gaan trekken, bemerkte Germain, langs de Zwijnewegel, tussen de Houtsaegherduinen en Adinkerke een batterij met zes Flak-kanonnen. Het was de bekende "Herman Göring batterij" zeer gevreesd door de Engelse piloten. Na een melding aan de gewestelijke ontvanger, lid van de inlichtingendienst Marc, werd de batterij zwaar gebombardeerd.

Hulp aan de Britse piloten

In Januari '44 waren 2 Engelse piloten uit een neergestort vliegtuig in de Houtsaegherduinen geland. Ze werden naar het huis van D'Haveloose gebracht, die ze, in pompieruniform naar Oostduinkerke-dorp voerde, bij een zekere Pamphiel. Deze man hebben ze nooit teruggezien, waarschijnlijk werd hij gefusilleerd in St-Andries met andere weerstanders. Een 8-tal dagen later, kwam het bericht op de BBC : "de thee smaakt lekker", het betekende dat de Britten goed thuisgekomen waren.

In Maart '44 landen opnieuw 2 Britse piloten, dit keer in de moestuin van de vissershuisjes op nr 48 en 50 in de Kasteelstraat. Vader en zoon D'Haveloose reden per fiets met de piloten in burgerkledij naar Nieuwpoort, vanwaar ze, via Nederland, geëvacueerd werden.

De klokken van het Paterskerkje en één klok van de St-Pieterskerk werden door de brandweer in veiligheid gebracht tot na de oorlog.



Naar de thesis van Jan Laplasse "Veurne, een kleine provinciestad tijdens wereldoorlog II", vriendelijk ter beschikking gesteld door Andre en Arlette Laplasse.

Dank aan Dhr Germain D'Haveloose, Erecommandant-dienstchef Brandweer De Panne, voor de informatie.

Supervisor : Generaal Frans Bergmans.