Skeletten willen zich warmen
(bij het gelijknamige schilderij van J. Ensor)
Ze staan als gelucht met hun ogen van gras
te gapen. Nooit meer een doel om te gaan
noch geloof in een god of weer een gedaante
van niets. Hoop ligt tot stof in hun graven.
Tijd moet een hemelsbreed gat zijn, een illusie,
lachwekkende maat waarmee levenden rekenen.
Vuur kan ook doodkoude as zijn, het maakt
geen verschil: nog enkel dit waanidee telt.
Krakende knoken geschurkt tegen een kachel,
slechts een karkas nog van wie zij ooit waren.
Niemand vraagt waarom het begon of nooit eindigt.
Doodstil zouden ze staan, hun mond vol aarde.
(eervolle vermelding Poëziewedstrijd Stad Tongeren '94)
© mark naessens
Nog meer beeldgedichten vind je hier: Intrede; Scheepsbouwer; Scheepswerf;Schepen op een werf in Temse