Zeg maar Bert

Bij je thuiskomst het huis leeg vinden, dat moet erg zijn. Bij je thuiskomst vreemde meubelen én een onbekend vrouwspersoon in je huis aantreffen, dat is verschrikkelijk. Het overkwam mij na negen weken verblijf in Polen, voor de zaak. Uiteindelijk is het allemaal nog wel aardig meegevallen: ik ben gescheiden, heb Laura en haar vrienden leren kennen en een bliksemcarrière gemaakt op het werk. Zo zie je maar.

Ik kom dus uit Polen terug, neem de lift naar de vierde verdieping en maak met mijn sleutel de deur open. Ik schrik, trek snel de deur weer dicht, denk: verdomd, verkeerde verdieping. Toch niet: 4D, in zwarte letters op de deur. Hier woon ik, ik droom niet.

Binnen ziet het er helemaal anders uit. Lichter. Waar de donkere antieke kasten stonden en het zware bankstel bevinden zich nu wandmeubels en een wit-blauw gestreepte sofa. Net Ikea. Er hangt een penetrante geur als in een kapsalon.

“Hallo. Welkom thuis”, roept een stem vanuit de keuken. Het is een blonde, goed in het vlees zittende, leuk ogende, mij onbekende dame van rond de dertig. “Laura”, zegt ze, “aangenaam”.

Om kort te gaan: mijn vrouw, die advocate is, had het appartement aan haar verhuurd onder de voorwaarde dat ze mij een kamer liet, volgestouwd met al mijn persoonlijke spullen. Laura en Istvan, haar Albanese vriend, de Ikea-meubels (jawel) in elkaar geschroefd. Mevrouw de advocate vertrokken met onbekende bestemming.

Ik heb geen andere keuze, treur niet, mijn huwelijk was toch al eerder uitgeblust.

Ik haal er nog de politie bij om een proces-verbaal op te stellen – ik wil niet van overspel worden beschuldigd – maar ze geloven kennelijk maar weinig van mijn verhaal, zeker als Laura in kamerjas opduikt.

Leven met Laura was geen sinecure. Zonder gêne liep ze in haar slipje en beha door de kamer. Het liet me niet onberoerd, moet ik eerlijk bekennen. Wanneer Istvan er was trok ik mij discreet in mijn slaapkamer terug of ging wandelen in het stadspark als er méér op stapel stond. Gelukkig bleef Istvan nooit overnachten. Ik begreep niet waarom. Tot hij door de politie bleek te zijn opgepakt wegens illegaal verblijf, vrouwenhandel, afpersing, verkrachting, inbraak bij nacht en nog een paar andere pittige vergrijpen.

Exit Istvan. Laura kwam er verbazend vlug overheen, al moest ze nu een andere kostwinner zien te versieren. Deze diende zich aan in de persoon, genaamd Bert, die ik niet te zien kreeg daar hij, een geacht bedrijfsleider zijnde en getrouwd, niet gezien wenste te worden. Een voorname heer, Laura was er dol op.

Bert kon zich alleen op weekdagen vrijmaken, in de vooravond tussen vijf en zeven. Erg onpraktisch, want gewoonlijk kom ik omstreeks zes uur thuis van mijn werk. Daarom was ik met Laura een signaal afgesproken. De overgordijnen dichtgetrokken betekende: Bert op bezoek. Dan ging ik nog een uurtje wandelen in het park of naar het café om de hoek waar ik intussen heel wat mensen heb leren kennen. Drankgebruik aldaar werd mij, zonder voorlegging van bewijsstukken, integraal door Bert, via Laura, terugbetaald. Ik heb hier nooit misbruik van gemaakt, gelukkig maar.

Het dient gezegd dat mijn salaris in die tijd weinig riant was, gezien mijn onbeduidende functie van bediende “planning en logistiek” in een fabriek waar plastic slangen werden gemaakt. Dat werk, ergens in een verborgen, rommelig kantoortje, was volkomen nutteloos want na mijn zorgvuldig uitgekiende, op brede borden gevisualiseerde planning van de uit te voeren werkzaamheden, deden die kerels op de werkvloer steevast iets anders.

Mede omwille van die carrière die maar niet wilde vlotten, heeft mijn vrouw mij gedropt. Daar zal ze nog spijt van hebben, zoals de zaken sindsdien gelopen zijn.

Op een dag kom ik thuis – de overgordijnen zijn niet dicht – en wie tref ik geheel naakt op de bank aan, met zijn kale kop in een positie die ik hier niet wens te beschrijven? Bert, alias meneer Robert, de grote baas van de fabriek. Vloekend vlucht hij de badkamer in. Laura is in evakostuum en in alle staten. Ze ziet er minder sexy uit dan met haar ondergoed aan. Het onheil is nu toch geschied dus blijf ik maar staan. Zoveel pudeur tussen ons is er nu ook weer niet.

Ze brengt hem zijn kleren die over de vloer verspreid liggen en even later zitten we gedrieën wat onwennig bij elkaar, meneer Robert, met das, Laura in haar nakie en ik. “Ik ken u”. Hij schrikt, hij kent mij kennelijk niet. Had ik maar gezwegen, maar nu is het te laat. Ik vertel hem welke onmisbare schakel ik vorm in het proces van korrel tot plastic slang. Hij beaamt dat en voorspelt dat er in dit groeiend bedrijf nog grotere verantwoordelijkheden weggelegd zijn voor een ondernemende kracht als ik.

Hij neemt mij mijn onverwacht binnenvallen absoluut niet kwalijk, het is tenslotte ook mijn huis nietwaar, belooft voor het systeem van de overgordijnen een andere oplossing te zullen zoeken - in het halfduister rondscharrelen heeft ook zo zijn nadelen - en zegt mijn algehele discretie zeer op prijs te zullen stellen. We gaan uiteen alsof we elkaar al jaren kennen. Hij pakt me amicaal bij de arm, noemt me zelfs “collega”, trekt de deur achter zich dicht en laat mij met blote Laura alleen achter.

De oplossing voor de overgordijnen bestond er in dat hij mij op kantoor opbelde wanneer hij met zijn groeiend bedrijf geen raad meer wist. Ik bleef dan wat langer werken. Zo vermeed ik de koude van parken en de verslaving van een kroegloper. Ook de forse salarisverhoging was niet te versmaden.

Intussen ben ik verhuisd naar een ander appartement, een zeer geapprecieerde wederdienst voor mijn bevordering tot directeur productie - met bijpassend salaris – en rechterhand van meneer Robert.

Rechterhand, zowel op het werk als thuis, dat bleek moeilijk te combineren. Vooral in tijden dat hij niets van zich liet horen of zien omdat hij met eigen vrouw en kinderen op vakantie was, viel Laura ten prooi aan vertwijfeling en halve depressies. Ze kleedde zich nog nauwelijks aan, huilde ontroostbaar, viel met het hoofd tegen mijn schouder in slaap op de bank. Ik had er mijn handen vol mee terwijl meneer Robert zich waarschijnlijk zorgen maakte over wat levenslustige Laura tijdens zijn afwezigheid uitspookte. Als loyale rechterhand en geboren teamspeler kon ik dat niet hebben.

Zo nam ik afscheid van Laura. Ze zoende me, hartstochtelijk, huilde, ongekleed, teken van een nakende depressie. Met het oog op het groeiende bedrijf trok ik voorgoed de deur achter mij dicht.

Mark Naessens