Later
Later, aan tafel, wanneer wijn
gesprekken vertroebelt als absint,
onzorgvuldig gekozen woorden
onwillig heen en weer kaatsen
als te slappe tennisballen,
spraken je ogen in code,
kort in het kaarslicht, dan heel
lang de kant uit waar ik zat,
zonder mij echt aan te kijken,
maar ik zag het, niemand anders:
het trager heffen van je glas,
hoe je at met bedachtzame
beten als in gewijd voedsel,
anders niemand kon het zien:
in je buik het hunkeren naar mij.