De modelklas is een referentietraject voor een volledige opleiding.
Het zorgt ervoor dat de naamgeving en inhoud van de modules in alle derivaten van de modelklas hetzelfde zijn.
Een derivaat is een klas die is afgeleid van de modelklas.
Dit kan een klas zijn die wordt gebruikt in een centrum of in een ander opleidingstraject.
Het behalen van de bevoegdheden elektriciteit is een onderdeel van meer dan 70 verschillende opleidingen.
Het zou onlogisch zijn om dit deel van de opleiding "onderhoudselektricien" 70 verschillende namen te geven en telkens de inhoud te kopiëren of anders aan te bieden.
Een efficiëntere aanpak is om de modules van de opleiding onderhoudselektricien te hergebruiken in alle 70 opleidingen.
Dit zorgt ervoor dat de naamgeving van de opdrachten en de inhoud gekend zijn en dat cursisten de reeds opgedane kennis kunnen meenemen naar andere opleidingen of centra.
Meer info kan je vinden op 0.19 Model classroom
Hergebruik berichten in classroom
Er bestaan twee mogelijkheden voor het hergebruik van berichten uit de modelklas in je derivaat klas:
Methode waarbij jij mede docent bent in de modelklas of een andere klas.
Je hebt daardoor volwaardig toegang tot beide klassen en krijgt ook telkens alle meldingen van cursisten te zien (bij niet model klassen).
Tevens heb je editeer rechten in de bron klas, wat bij een modelklas na de ontwikkelfase sterk wordt afgeraden.
Methode waarbij jij noch docent noch cursist bent in de modelklas, door gebruik te maken van de 3.5.1 Schoolwerk delen
Deze laatste methode is te verkiezen omdat deze enkel toelaat om een exacte kopie te maken van onderwerpen en items en je verder geen toegang hebt tot de modelklas.
Beide methodes werken en tot 2024 was enkel de eerste methode mogelijk.
Toch zijn er belangrijke verschillen, zoals je in volgende tabel kan zien:
De beste methode voor het hergebruiken van lesmateriaal hangt af van jouw specifieke situatie.
Als je (mede)docent bent in de bronklas en je wilt de opmaak en instellingen behouden, dan is methode 1 wellicht eenvoudiger.
Echter, het is af te raden om deze methode te gebruiken na de ontwikkelfase van een modelklas, aangezien je dan bewerkingsrechten hebt in de bronklas.
Als je materiaal wilt kopiëren uit een klas waar je geen lid van bent, of als je de kopie wilt aanpassen zonder toegang te hebben tot discussies en vragen, is methode 2 de betere optie.
Deze methode is te verkiezen voor het hergebruiken van materiaal uit modelklassen.
De leerstof uit de modelklas kan onveranderd als materiaal bericht worden hergebruikt in een centrumklas.
Het is echter ook mogelijk om de leerstof verder aan te vullen met leerstof uit andere cursussen, of om deze te beperken tot het noodzakelijke, afhankelijk van het beoogde doel.
Omdat de cursus modulair is opgebouwd, kunnen verwijzingen naar de verschillende modules binnen één materiaalbericht worden opgesplitst in verschillende materiaalberichten. Dit kan het beperkingsprincipe ten goede komen.
Het opvolgen van de voortgang van cursisten kan gebeuren door gebruik te maken van de Verzamelbladen.
Deze verzamelbladen bevatten de progressie en scores van de formatieve en summatieve toetsen, samen met de permanente evaluatie bij het maken van de labproeven of praktische opdrachten.
Opdrachten uit de modelklas, worden onveranderd als opdracht hergebruikt in een centrumklas.
De scores van deze opdrachten worden gebruikt voor het beoordelen van de competenties.
Omdat een opdracht resulteert in een ingaven in Beoordelingen in classroom, kun je op deze wijze de voortgang van cursisten volgen en een meer objectieve score toekennen aan de permanente evaluatie van de cursist.
Dit is bruikbaar voor cursistenbesprekingen.
Het geeft je ook de mogelijkheid om op een gestructureerde manier scores en feedback te geven met behulp van Rubrics.
Dit kan de verdere automatisering van de administratie ten goede komen.
Het is noodzakelijk om het opdrachtenblok uit de modelklas in zijn geheel te hergebruiken.
Dit is nodig wanneer in verschillende centra exact dezelfde opleidingsmodule met bijbehorende evaluatie moet worden aangeboden, zoals bij de gestandaardiseerde opleidingstrajecten.
Zo kan de voortgang van cursisten beter worden gestroomlijnd over heel Vlaanderen.
Het is uiterst belangrijk dat evaluatieopdrachten (summatieve opdrachten) uit de modelklas een identieke benaming blijven hanteren.
Dit is nodig om de consistentie tussen alle opleidingen te behouden en om verdere automatisering van de opleiding naar opvolging, competenties en certificaten te garanderen.
Evaluatieopdrachten geven de mogelijkheid om op een gestructureerde manier scores en feedback te geven met behulp van Rubrics.
Rubrics kunnen best via de vakgroep worden afgesproken en gemaakt worden in overeenstemming met de competentieprofielen.
Dit maakt het mogelijk om de administratie verder te automatiseren, doordat er een 1-op-1 relatie kan worden gecreëerd tussen de scores in classroom en de competentiescores.
De unieke benaming die wordt gebruikt in de modelklas, zorgt ervoor dat tools de scores uit alle derivaat classrooms kunnen halen en bundelen.
Dit maakt het mogelijk om "elders verworven competenties" te recupereren.
In de toekomst kan de VDAB beslissen om deze scores te registreren in een Learning Record Store, waar ook diploma's en andere certificaten zullen worden bewaard.
De unieke benaming vormt in dat geval de unieke sleutel om identieke competenties terug te kunnen vinden.