Hamburg

Hamburg (Duits, officieel: Freie und Hansestadt Hamburg, Nedersaksisch: Hamborg [ˈhaˑmbɔːχ]) is een kreisfreie Stadt en metropool in Duitsland. Het is de op een na grootste stad van het land en tevens de belangrijkste havenstad: de rivier de Elbe verbindt Hamburg met de Noordzee. De stad maakt geen deel uit van een deelstaat, maar vormt er zelf een. Binnen de officiële grenzen, die ongeveer 755 km² omsluiten, wonen 1.904.444 inwoners (31 december 2020).[1] In aangrenzende stedelijke gebieden wonen er nog eens 750.000. In de Metropoolregio Hamburg wonen op ruim 26.000 km² vijf miljoen mensen.

Op 31 december 2018 had 15,87% van de inwoners een niet-Duits staatsburgerschap (302.265 niet-Duitsers) en hadden 2.610 inwoners het Nederlandse staatsburgerschap.

Hamburg kent diverse vormen van industrie, en heeft een metro en vliegvelden (Flughafen Hamburg). De Alter Elbtunnel (1911) was de eerste rivierondertunneling op het Europese continent. Er zijn diverse wetenschappelijke instellingen, onder andere een universiteit, twee Max-Planck-Instituten en DESY. De meeste historische gebouwen zijn in de Tweede Wereldoorlog verwoest tijdens het bombardement op Hamburg.


Geschiedenis

De ontwikkeling tot handelsstad

De geschiedenis begint omstreeks 825 met de aanleg van de "Hammaburg", een klein kasteel aan de noordoostgrens van het Karolingische Rijk onder keizer Lodewijk de Vrome. In 834 wordt het kerkje binnen de burcht de zetel van het nieuwe aartsbisdom Hamburg. De zetel van het aartsbisdom wordt echter al in 848 naar Bremen verlegd, waarna er sprake is van het aartsbisdom Hamburg-Bremen. Bijna 300 jaar lang speelt Hamburg alleen een rol in de kerkgeschiedenis als basis voor de kerstening van Noord-Europa.

De belening van de graaf van Schaumburg met de graafschappen Holstein en Stormarn vormt een keerpunt in de geschiedenis van Hamburg. De graaf van Holstein wordt beschouwd als de tweede stichter van de stad. In 1143 sticht hij Lübeck, maar hij raakt deze stad in 1158 kwijt aan hertog Hendrik de Leeuw van Saksen. Daarop besluit hij bij de Altstadt van Hamburg een handelsstad te stichten. Deze marktstad Nieuw-Hamburg ontwikkelt zich in hetzelfde tempo als Lübeck. Op 7 mei 1189 krijgt de nieuwe stad handels- en scheepvaartprivileges van keizer Frederik I. Als aan de bedreiging door Denemarken in 1227 door de slag bij Bornhöved een eind is gekomen, groeit de stad gedurende die eeuw uit tot de viervoudige omvang. De oude aartsbisschoppelijke stad wordt door de graaf van Holstein in 1228 gekocht, zodat beide stadsdelen nu in handen van de graaf van Holstein zijn. In 1284 vond in Hamburg een grote stadsbrand plaats.

De sterke groei is te danken aan de centrale ligging ten opzichte van de belangrijkste handelsroutes op de Noordzee en de Oostzee en het lidmaatschap van de Duitse Hanze, een handelsverbond.

Vorming van het territorium

Om de handelsroutes te beschermen voert de stad een actieve territoriale politiek. In eigendom of pandbezit krijgt de stad: Tatenberg (1434), Billwerder Ausschlag (1375), Hammer Brook (1383), Billwerder (1385), Ochsenwerder en Moorwerder (1395), en Bergedorf en de Vierlanden (1420). Ten westen van Hamburg koopt de stad in 1375 het Glindesmoor en bouwt daar in 1390 de Moorburg. Vervolgens in 1445 als pand de noordelijke helft van Finkenwerder. In 1393 worden het ambt en het slot Ritzebüttel veroverd, waardoor de stad ook de monding van de Elbe beheerst. In 1359 krijgt Hamburg van keizer Karel IV het recht rovers op haar gebied te berechten. De stad interpreteert dit recht zeer ruim. Van 1433 tot 1493 bezit Hamburg de stad Emden in Oost-Friesland.

Om de defensie van de stad te versterken worden de volgende dorpen gekocht: Wohldorf, Volksdorf (1437), Groß Hansdorf (1444) en Ohlstedt (1463).

Van Holsteinse stad tot rijksstad

 Zie Rijksstad Hamburg voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Sinds het midden van de vijftiende eeuw gedraagt Hamburg zich als een vrije stad, hoewel het die status niet heeft. De stad betaalt geen belasting aan de graaf van Holstein, maar weigert ook rijksbelasting met als argument dat Hamburg geen rijksstad is, maar een Holsteinse stad.

In 1529 wordt de reformatie ingevoerd. Door de secularisatie van geestelijke bezittingen komen de dorpen Eimsbüttel, Harvestehude, Eppendorf, Winterhude, Groß-Borstel, Ohlsdorf en delen van St. Pauli in het bezit van de stad.

Na 1550 streeft de stad Lübeck voorbij en wordt Hamburg de grootste handelsplaats van Noord-Europa.

In de 16e en 17e eeuw nam de handel van en naar Hamburg sterk toe. De stadsbevolking groeide ook sterk van zo’n 17.000 mensen omstreeks het midden van de 16e eeuw naar 40.000 in 1616. Het stadsbestuur nam de Nederlandse vestingbouwer Jan van Valckenbourgh in dienst om nieuwe stadswallen aan te leggen. Het werk duurde van 1616 tot 1628 en de ruimte binnen de stadsmuren verdubbelde door de toevoeging van Neustadt aan de westoever van de Alster. Dankzij de sterke verdediging bleef de stad relatief gespaard gedurende de Dertigjarige Oorlog.

Pas op 27 mei 1768, met het verdrag van Gottorf tussen Denemarken en Hamburg, komt er een eind aan de onduidelijkheid rond de status van Hamburg. Het is nu een keizerlijke vrije rijksstad en kan zijn zetels innemen op de Rijksdag en de Kreitsdag. Ook verwerft de stad de eilanden in de Elbe, waar een eeuw later de nieuwe havens zullen worden aangelegd.

In de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 wordt in paragraaf 27 geregeld dat Hamburg als een van de weinige (6) Rijkssteden zelfstandig blijft. Alle bezittingen en rechten die het domkapittel nog binnen zijn gebied heeft, vallen aan de stad. Drie maanden later al bezetten Franse troepen het neutrale Hamburgse ambt Ritzebüttel.

Vrije en Hanzestad

Als keizer Frans II op 6 augustus 1806 de kroon neerlegt, komt er aan het Heilige Roomse Rijk een einde. Hamburg wordt daardoor een soevereine staat onder de titel Vrije Hanzestad.

Aan deze zelfstandigheid komt al in 1810 een eind, doordat de stad wordt ingelijfd bij het keizerrijk Frankrijk. Wanneer op 30 mei 1814 de Franse troepen de stad verlaten, nemen de bestuurders van het oude bewind de regering in handen. Het congres van Wenen in 1815 bevestigt de zelfstandigheid van de stad binnen de Duitse Bond. Sinds 1819 noemt de stad zich Vrije en Hanzestad.

In de nacht van 5 mei 1842 breekt in een huis aan de Deichstraße nummer 42 brand uit. Het vuur breidt snel uit en kan pas na vier dagen worden gedoofd. Grote delen van de stad worden in de as gelegd. Ruim 1750 gebouwen gaan verloren, waaronder de St.-Petri-Kirche, de Nicolaaskerk (waarvan de toren nog staat) en het stadhuis. Bij de brand kwamen 51 mensen om het leven.



Hamburg in 1895

In 1867 wordt de stad lid van de onder Pruisische leiding staande Noord-Duitse Bond, waardoor op 31 maart 1868 een eind komt aan de soevereiniteit. De Hamburgse consulaten worden gesloten en er varen niet langer schepen onder de vlag van Hamburg. Economisch blijft Hamburg nog tot 1881 los van het Duitse Rijk. In 1892 brak in Hamburg een cholera-epidemie uit waardoor 17.000 personen ziek werden en 8.600 inwoners overleden. De stad leverde een infanterieregiment aan het Duitse leger en een groot aantal matrozen. Voor de militairen werd in 1915 het Hanseatenkruis ingesteld.

Het gebied van Hamburg wordt tijdens het Derde Rijk sterk uitgebreid. In de Groot-Hamburgwet van 26 januari 1937 worden onder andere de Pruisische steden Altona, Harburg en Wandsbek bij de stad gevoegd.

In de nacht van 16 op 17 februari 1962 richtte een zware storm in de noordelijke delen van Duitsland veel schade aan. Dijken langs de Elbe bezweken en leidde tot grote overstromingen. In Hamburg zorgde de watersnoodramp vooral in Wilhelmsburg voor veel schade. Helmut Schmidt's energieke crisismanagement hierbij maakte hem over de gehele Bundesrepubliek bekend; het werd een basis voor zijn latere landelijke politieke loopbaan.