In Geraamte dat maskers arresteert wordt een gemaskerd personage opgevoerd dat aangehouden wordt door twee geraamtes. Het centraal personage draagt een witte jurk met geplisseerd hoofdkapje, wellicht een slaapjapon, en een carnavalmasker met grote neus. De gemaskerde vrouw lijkt zich te verweren tegen een rijkswachter met zwarte berenmust. Achter haar staat een ander geraamte gekleed in rode jas met blauwe epauletten, kraag en knopen. Op zijn blauwe kraag prijkt een rode hartenaas. Het is een militair of een lid van een muziekkapel. Hij lijkt het gemaskerd personage op te vangen of tegen te houden. Het is merkwaardig dat hij slechts een half maskertje draagt, wat bijdraagt aan het macabere aspect van de hele voorstelling. Bij Ensor zien we voornamelijk geraamten en maskers, maar een geraamte dat een masker draagt is ongezien.
Uiterst links zien we een Japans masker uit het Nô-theater. Wellicht gaat het om een masker dat Oni (kwaadaardige geest of godheid) of Hannya (wraaklustige vrouwelijke demon) voorstelt. Onder het Japans masker, links, bevindt zich een carnavalsmasker (witte muts en brilletje) dat we ook terugvinden in andere Ensors, waaronder De geërgerde maskers uit 1883 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel) [Tricot 247]. Rechts van de gendarme houden zich drie gemaskerde figuren op. De Pierrotfiguur is onmiddellijk herkenbaar. Rechts van hem staat een corpulent personage met een carnavalsmasker. Op zijn buik is een rode schoppenaas geschilderd. Rechtsboven zien we een derde masker waarvan de contouren niet helemaal duidelijk zijn.