Ensor had zoals elke kunstenaar inspiratiebronnen van waaruit hij vertrok om kunstewerken tot stand te brengen. In de geest van de Vlaamse realistische traditie liet hij zich inspireren door de wereld waarin hij leefde, door publikaties die hij las en bekeek., en vooral door zijn eigen vruchtbare verbeelding.
Zoals de realisten en de impressionisten liet Ensor zich inspireren door wat hij waarnam in zijn onmiddelijke omgeving : het rurale en urbane laadschap,, de dingen die hij buiten en in het interieur of de keuken thuis zag, de familieleden en vrienden-kunstenaars waarmee hij omging.
Vele schetsen tonen gezichten op een duin, een haven, het strand, de daken van Oostende, de straten van Brussel en Oostende. Ze getuigen van een aandachtige waarneming van bootjes en schepen, van een lantaarnpaal en een stelling langs straat, van een tafelpoot en gordijnroedes van groenten vis- en schaaldieren in de keuken.
Later bleken sommige voorwerpen uit de winkel van zijn moeder zeer inspirerend te zijn geweest, ondermeer het Chinese porcelein met geheimzinnige voorstellingen en carnavals-maskers.
De eerstgenoemde objecten zijn terug te vinden in de realistische salonschilderijen en landschappen, de draken en geheimzinnige wezens in de irrëele taferelen, de carnavals-maskers en de masker-schilderijen.
Maar vooral de mens interesseerde Ensor. Hij portretteerde volksmensen en vissers, met name zijn familieleden en vrienden waren dankbare modellen.
Het is bekend dat de honkvaste Ensor, op uitzondering van een reis naar London, 2 reizen naar Nederland en twee of drie reizen naar Parijs haast nooit het land verliet.
Wel zal hij in zijn studietijd het Koninklijk Museum te Brussel bezocht hebben en zag hij vanaf 1884 op de tentoonstellingen van Les XX een aantal impressionisten zoals Monet, Seurat, Gaugain en Van Gogh en ook etsen van Whistler.
Een aantal kopieen die nu deel uit maken van de verzameling van het KMSKA, hield Ensor angstvallig verborgen tot aan zijn dood. Op een deel ervan heeft Ensor zelf aangeduid welke kunstenaar hij kopieerde. Ensor had het meest interesse voor kunstenaars die het lichtprobleem vanuit een subjectieve betrokkenheid behandelden zoals Rembrandt en Turner en met kunstenaars vooor wie hij zijn zin voor het sarcastische en het karikaturale deelden.
Ensor heeft niet alleen publicaties 'bekeken' maar ook veel gelezen. In de fin-de-siècle literatuur vond hij een aantal motieven voor zijn kunst : Pierrot, de dood, de massa's, duivels en demonen, Christus het typische vocabulaire van de symbolisten. Ensor beweerde dat hij Goethe, Cervantes , Dante, Hugo en nog anderen had gelezen, ook Edgar Allen Poe.
Het opkomens socialisme w