Radha

Radha. Koeherdersmeisje, een belangrijkste toegewijde van Krishna; een van Lakshmi's vormen. Raghu. Dilipa's zoon; beroemde koning van de zonnedynastie. rajarshi. Koninklijke wijze. rajas. Een van de drie guna's (kwaliteiten of disposities) van maya of prakriti. Passie, rusteloosheid, agressiviteit, emoties zoals woede, hebzucht, verdriet. Geassocieerd met de kleur rood. Zie guna. rajasisch. Bijvoeglijke naamwoordvorm van rajas, gepassioneerd, emotioneel. koning-yoga. Koninklijke yoga van meditatie, onthechting en verlangenloosheid. Het achtvoudige yogapad ontwikkeld door Patanjali, dat controle over de geest en het terugtrekken van de zintuigen uit de buitenwereld omvat. rakshasa. Demon, boeman. Rama. Avatar van het Thretha-yuga. Held van de Ramayana; doodde de slechte Ravana om zijn vrouw Sita te redden, die was ontvoerd. ‘Rama’ betekent ‘hij die wil’. Ramayana. Dit heilige epos, gecomponeerd door de wijze Valmiki, gaat over de incarnatie van Vishnu als Sri Rama, die zijn hele leven ernaar streefde de heerschappij van het dharma in de wereld te herstellen. De Ramayana heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld bij het beïnvloeden en vormgeven van het hindoeïstische ethos. Rasa-kreeda. Goddelijke dans van Krishna. Ravana. Heer der demonen en koning van Lanka, die Sita (Rama's vrouw) ontvoerde. Rig-veda. Eerste Veda gecomponeerd door de wijzen, bestaande uit 1028 hymnen. Oudste religieuze tekst ter wereld. Rig-vedisch. Van of gerelateerd aan de Rig-veda. Rishabh. Een wijze, de zoon van koning Nabhi en de kleinzoon van koning Agnidra. Hij deed jarenlang tapas in het bos. rishi. Wijze, wijze man. Puntin. Een zoon van Brahma, een wijze en een buitengewone geleerde. Rudra. Vedische God van de ontbinding van de kosmos; genaamd Siva in zijn veelbelovende of welwillende vorm; een van de Drie-eenheid van Brahma, Vishnu en Rudra/Siva. Rukmini. Belangrijkste koningin van Krishna. Krishna liep met haar weg om op haar verzoek een ongewenst huwelijk te voorkomen (beschreven in de Bhagavata Purana).