Badraswa

Badraswa. Een eiland vlakbij de berg Meru. Bakasura. Demon gestuurd door Kamsa in de vorm van een kraanvogel, die het kind Krishna doodde. Bakasura's broer kwam toen als een python om Krishna te doden, maar werd vernietigd. Balagopala. Naam voor Krishna; heerser van koeherders. Balarama. Oudere broer van Krishna, bekend om zijn kracht. Bali. Keizer van demonen; kleinzoon van Prahlada en zoon van de demon Virochana. Vernederd door dwerg Vamana, die een incarnatie was van Vishnu. Banasura. Machtige demonenkoning van Shonithapura, afstammeling van Vishnu. Vernietigd door Krishna. Bhagavad Gita. Letterlijk: Lied van God. Gedeelte van de Mahabharatha dat een dialoog is tussen Arjuna, een van de Pandava-broers, en Krishna. Bhagavan. Goddelijkheid; termijn van eerbiedig adres; Sathya Sai Baba wordt door zijn toegewijden Bhagavan genoemd. Bhagavatha. Een heilig boek samengesteld door Sage Vyasa over Vishnu en zijn incarnaties, vooral Krishna. Het betekent ook degenen die gehecht zijn aan God, of aan de goddelijken. Bhagavatha-thathwa. Wijsheid van het goddelijke. Bhagiratha. Koning van de Zonnedynastie, zoon van Amsuman. Gaf zijn koninkrijk op voor verlichting, maar keerde uiteindelijk terug als koning. Bhagirati. Naam voor de rivier de Ganga, omdat Bhagiratha de rivier naar de aarde bracht. bhaktha. Toegewijde van de Heer. bhakti. Toewijding aan God. bhakthi-yoga. Pad van liefde en toewijding. Een combinatie (in astrologische termen) van toewijding. Bharat. Indië; Indisch; afstammeling van koning Bharat, de eerste keizer van India. Bharata. Zoon van Dasharatha en Kaika; broer van Rama. ‘Bharata’ betekent ‘hij die regeert’. Bharatiya. Indiaan, inwoner van het land Bharat (India). Bhils. Een bergras dat in de Vindhya-heuvels woont. Bhima. Tweede van vijf Pandava-broers; genoemd naar zijn grootte en kracht. Zie Mahabharata. Bhishma.De bewaker en patriarch van de Kaurava's en Pandava's. Zoon van koning Shantanu. Opmerkelijk vanwege zijn wijsheid en onwankelbare toewijding aan God. Gevangen door zijn lot om aan de kant van de kwaadaardige Kaurava's te vechten; bloedde dood op een bed van pijlen terwijl hij aan God dacht. Zie Mahabharatha. Hij zwoer ook een levenslang celibaat om ervoor te zorgen dat zijn nakomelingen de troon niet zouden opeisen.Bhoja. Koning van de Yadu-stam. Ook een gebied in Sauvira, vlakbij de Sindhu (of Indus) rivier, overspoeld door Kamsa. Brahma. De Schepper, de Eerste van de Hindoe Drie-eenheid: Brahma (de Schepper), Vishnu (de Instandhouder) en Siva (de Vernietiger). Brahma muhurtha. Heilige periode tijdens de vroege ochtend, wanneer spirituele praktijken zoals meditatie worden aanbevolen. Ongeveer 96 minuten uur vóór zonsopgang gedurende 48 minuten, maar het kan ook gedefinieerd worden als 04:08–04:56. Een muhurtha duurt ongeveer 48 minuten. brahmaan. Het Opperwezen, de Absolute Realiteit, de Onpersoonlijke God zonder vorm of eigenschappen. De onveroorzaakte oorzaak van het universum, het bestaan, het absolute bewustzijn-gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda); De eeuwige onveranderlijke werkelijkheid – niet geconditioneerd door tijd, ruimte en causaliteit. Brahma-priya. Geliefde van Brahma. brahmarshi. Hoogste wijze; iemand die verzonken is in goddelijk bewustzijn. Brahma Soetra. Spirituele tekst van vedantische leringen in korte stelregels, toegeschreven aan Badharayana of Vyasa.brahmaan. De eerste van vier kasten van de sociale orde, de priester- of lerarenkaste; iemand die tot deze kaste behoort.Brindavan. Bos- en pastorale gebieden waar Krishna in zijn jeugd speelde. Brindavan vihara. Naam voor Krishna, zwerver van Brindavan. Boeddha. Prins Gautama, circa 556-480 v.Chr. Stichter van het boeddhisme na het bereiken van de verlichting.