De gevolgen voor de bevolking
In 2025 is het 100 jaar geleden dat meer dan 20 000 verzwakte kinderen uit Hongarije naar Vlaanderen kwamen om aan te sterken.
Met het verdrag van Trianon (4 juni 1920), genoemd naar het paleis Grand Trianon in Versailles, verloor Hongarije ongeveer twee derde van zijn grondgebied aan (nieuwe) buurlanden. Bijna een half miljoen Hongaren die toen in Tsjechoslovakije, Roemenië en Joegoslavië een minderheid vormden, migreerden – soms uit vrije wil, maar vaker gedwongen – naar Boedapest en andere grote steden in het kernland. Daar werden ze geconfronteerd met een torenhoge inflatie, werkloosheid, slechte huisvesting en voedseltekorten. De hele economie van het land, in het bijzonder in de hoofdstad, raakte ontwricht. Door het gebiedsverlies was Boedapest afgesneden van de noodzakelijke grondstoffen voor zijn industrie. ‘Trianon’ was een kaakslag voor de Hongaren, een nationaal trauma waarover de kinderen op school leerden. Tegelijk was het voor velen de realiteit van hun jeugd, in heel veel gezinnen werden de boterhammen geteld.
Onder leiding van de katholieke kerk werd een actie gestart om Hongaarse kinderen naar Zwitserland, Nederland en België te laten vertrekken bij pleegouders en dit voor 6 maanden. In België was Kardinaal Mercier de bezieler van deze actie. In alle kerken werd tijdens de zondagse misviering uitvoerig verteld over de armoede in Hongarije. Vlaanderen (en ook het Meetjesland) reageerde enthousiast.
In “ ‘t Getouwe Maldeghem” verschijnt op zondag 25/01/1925 het volgende:
Sleydinge: “De inschrijvingslijst voor het aanvaarden van Hongaarsche kinderen is gesloten. In het geheel zijn er 33 gevraagd waaronder 9 mannekes en 24 meiskes. Voor eene gemeente als Sleydinge moesten er minstens 50 geweest zijn. ’t Is toch immers beter te mogen aanvaarden dan te moeten zenden.”
Eén van de kleine Hongaartjes was Sándor Horváth, geboren te Sopron op 22/11/1913 als oudste van 7 kinderen. Hij kwam op 24/02/1925 aan in Sleidinge.
Wij zochten de familie op en noteerden hun verhaal.