Discussie in de godsdienstles
We gaan in discussie om tot een perspectiefwissel te komen. De 'winnaar' is niet degene die de ander onder tafel praat. De echte winnaar is degene die het meest heeft bijgeleerd.
Er zijn verschillende discussievormen die elk een andere dynamiek hebben.
Belangrijkste doelen van deze vorm van gesprek is dat je je eigen, persoonlijke mening uitspreekt en toetst aan de meningen van anderen. Afhankelijk van de grootte van de groep zal het nodig zijn om een moderator aan te wijzen. Er zijn verschillende methoden om zo'n gesprek aan te pakken.
Debat
Iedereen neemt deel aan het debat.
Je wordt beoordeeld op drie zaken:
Luisterhouding: 30%
Goede argumenten: 60%
Goede inhoudelijke vragen stellen: 10%
De leerling die moderator is wordt beoordeeld op:
Luisterhouding: 30%
Bewaken van het gesprek: (mensen aanduiden, voldoende uitdiepen en afbakenen) 60%
Goede inhoudelijke vragen stellen: 10%
Er zijn meerdere partijen die een verschillend standpunt innemen. Er is een moderator en de partijen krijgen een afgebakende spreektijd. Er zijn verschillende soorten debat.
Nederlands / Amerikaans Parlementair
Een-tegen-Een debat
Ballondebat
Estafettedebat
Lagerhuisdebat
Brits Parlementairdebat
Kettingdebat
Arenadebat
1-Minute-Pitch
90-Seconds-of-Fame
Minimumtaak van de moderator:
Je probeert iedereen bij het gesprek te betrekken.
Wat erbij komt:
Je houdt de groep bij het onderwerp.
Je zorgt dat er niet te snel conclusies komen, maar dat mensen verder denken.
Je zorgt dat de mensen niet te veel in herhaling vallen.
Je begeleidt het gesprek. Dat wil zeggen dat je je mening voor jezelf houdt en de anderen laat denken.
Je kan dat doen met behulp van onderstaande vragen. (ook de deelnemers kunnen deze vragen gebruiken, ze zijn ook bruikbaar bij een debat)
Vragen die verduidelijking bevorderen:
Wat bedoel je daarmee? Kun je dat nog wat duidelijker uitleggen?
Kun je een voorbeeld geven?
Heb je dit zelf meegemaakt? Hoe ging dat precies? Gaat dat altijd zo?
Vragen die gespreksoverzicht bevorderen:
Kun je vertellen wat dat met onze vraag te maken heeft?
Wat is het verschil met wat er net is gezegd?
Kan iemand vertellen wat we tot nu toe ontdekt hebben?
Is dit al aan bod gekomen?
Vragen die een mening onderbouwen
Waarom denk je, dat het waar is wat je zegt?
Hoe kunnen we weten dat dit waar is?
Hoe ben je tot deze gedachte gekomen?
Vragen die een ander perspectief of andere mogelijkheid binnen brengen
Wie denkt er anders over?
Hoe zou iemand anders antwoorden? Een….bijvoorbeeld?
Zou je ook iets anders kunnen kiezen?
Wat kunnen we nog meer bedenken?
Vragen die naar mogelijke gevolgen wijzen
Wat zou dit voor gevolg kunnen hebben?
Wat zou er kunnen gebeuren, als je dit doet?
Als dit waar is, wat zou je dan moeten doen?
Zou je kunnen wensen dat iedereen zo handelt?
Verwelkoming
Aan de start van het debat heet de moderator de jury, debatterende partijen en eventuele observatoren welkom.
De moderator stelt vervolgens de debatterende partijen en de jury voor. Hij schetst kort een achtergrond bij de individuen, maar nog niet in het licht van de stelling.
Spreek- en gedragsregels en spreekregime
Vervolgens overloopt de moderator de spreek- en gedragsregels die voor het debat gelden. Hij licht ook het spreekregime toe. Dat bepaalt wie wanneer mag praten en gedurende hoeveel minuten. De moderator doet er goed aan om tussen alle spreekbeurten een korte pauze in te lassen om de volgende spreekbeurt toe te lichten. Het spreekregime kan ook weergegeven worden in een schema.
Spreekregels
Elke partij krijgt per spreekronde een vast aantal minuten spreektijd.
De sprekers houden zich strikt aan de spreektijd. Bij een overschrijding worden strafpunten toegekend.
Tijdens de eerste ronde wordt de eigen mening over de stelling toegelicht. Er wordt nog niet ingegaan op wat de andere partij(en) zegt/zeggen.
Tijdens de tweede ronde weerleggen de partijen elkaars argumenten. De sprekers zijn genoodzaakt te zeggen wiens argument ze weerleggen en kort het argument te herhalen alvorens dat argument te weerleggen.
Tijdens de derde ronde geeft elke partij een krachtige slotconclusie. Daarbij mogen ze niet meer ingaan op wat de andere partij zei.
Gedragsregels
De observatoren mogen applaudisseren tijdens het debat, maar ze mogen niet roepen of praten.
De debatterende partijen discrimineren niet en hanteren geen racistische uitspraken. Bij een overtreding wordt de spreker gediskwalificeerd.
De debatterende partijen onderbreken elkaars spreekbeurten niet. Als dat toch gebeurt, kent de jury strafpunten toe.
Bron:
- Impact Nederlands (leerwerkboek 6) - Plantyn
- MAAS, J., VAN BEURDEN, R., Debatvaardigheden voor studenten, Over overtuigend debatteren en het nut ervan, Tilburg Center of Entrepreneurship, URL: http://www.presensatie.nl/wp-content/uploads/2013/12/Debatvaardigheden-voor-studenten.pdf
‘Zeg niet weinig dingen in vele woorden, maar vele dingen in weinig woorden’ (Pythagoras)
‘Een mens heeft twee oren en één mond om twee keer zoveel te luisteren als te praten’ (Confucius)
Geen goed debat zonder een goede stelling.
V: verschil van mening: de partijen kunnen het oneens zijn.
I: Interessant: de stelling spreekt aan of maakt nieuwsgierig
E: Evenwicht: er zijn goede argumenten pro en contra te bedenken
D: duidelijk: iedereen begrijpt de stelling. één stelling gaat over één discussie
A: afgebakend, niet té algemeen
P: positief geformuleerd (contra zijn bij een negatief geformuleerde stelling maakt het onnodig ingewikkeld)
Stap 1 Verzamel argumenten die je eigen standpunt ondersteunen.
JUIST (het is waar) baseer je op bronnen met een goede autoriteit
GELDIG (het gaat over het thema)
HELDER (duidelijk)
ratio vs emotie: heb oog voor allebei
cijfers en statistieken
creativiteit: gebruik voorbeelden op maat van je publiek/ jury.
persoonlijke ervaringen / anekdotes
humor
oneliners
opsomming (oneven aantal)
Stap 2 Zoek argumenten die de tegenstanders zouden kunnen gebruiken.
Stap 3 Zoek tegenargumenten die de mogelijke argumenten van de tegenstand weerleggen of in vraag trekken.
Tijdens het debat:
herhaal of parafraseer: ‘Hij zei …’
Weerleg ‘Maar ik ben het daarmee niet eens…’ of bevestig en bouw verder ‘Ik zou zelfs meer zeggen …’
Waarom? ‘Omdat …’
en benadruk jouw reden: ‘Daarom …’
fouten aantonen of autoriteit van de bron in twijfel trekken
argument omdraaien
argument negeren, ontkennen of minimaliseren
argument overtreffen
Stap 4 Bepaal de volgorde van je argumenten. Zorg voor een sterke opener, maar houd zeker nog munitie achter de hand om ook sterk te eindigen.
Stap 5 Verdeel de taken. Wie brengt welke argumenten, wie opent, wie vat samen …?
Samenvatten is beter dan
nog snel een argument ertegenaan gooien
vlugger beginnen spreken om nog snel alles gezegd te krijgen
de tegenstander nog even hard aanpakken
Extra tips en strategieën
Rust en controle uitstralen + goed luisteren
Blijf respectvol tegenover de tegenstander
Aanval: gedoseerd, oneven aantal argumenten (3 of 5)
Verdediging: eigen argumenten of weerleggen van tegenspeler
Credits geven: apprecieer goede argumenten van tegenstander / bevestigen en doorpakken
Spreek duidelijk, rustig tempo, varieer in toonhoogte,
Vermijd jargon
Oogcontact, mimiek, gebruik van de ruimte
Peil de reactie van publiek en jury: komt de boodschap over (van jezelf en van je tegenstander)
Het publiek / de tegenstander aanspreken door een hypothetische situatie te schetsen die je afsluit met de retorische vraag: ‘Wat zou jij doen?’