De dood is iets dat de mens al van oudsher gefascineerd heeft. Het vormt een onomstootbare, ondoordringbare grens. Niemand weet wat er achter de dood ligt, en of er iets na de dood is. Wel bestaan er verschillende opvattingen over het leven na de dood. Godsdienstpsycholoog Robert Jay Lifton noemt vijf belevingsvormen van onsterfelijkheidsgeloof. Deze vormen lijken doorheen de geschiedenis van de mensheid voortdurend aanwezig geweest te zijn. Maar ook vandaag vinden we ze terug in onze maatschappij, en over de hele wereld.
Een eerste vorm van onsterfelijkheidsgeloof is de socio-biologische vorm. Wij leven verder in onze zonen en dochters, die verder leven in hun zonen en dochters, enzovoort. Wanneer wij onze genen doorgeven, worden wij volgens deze opvatting onsterfelijk. Deze vorm van geloof in de onsterfelijkheid is niet louter biologisch, maar heeft ook een sociale dimensie. Men leeft verder in de eigen stam, natie of volk.
Een andere vorm van onsterfelijkheidsgeloof is een creatieve vorm. Men kan een gevoel van onsterfelijkheid verkrijgen door het geven van onderwijs, het voortbrengen van kunstwerken, schrijven, genzen, uitvindingen doen, .. Via de dingen die men tijdens zijn leven verwezenlijkt, oefent men een onuitwisbare invloed uit. Wanneer men sterft, is men volgens deze opvatting niet echt dood. Want de sporen die men nagelaten heeft in de wereld zijn nog steeds zichtbaar.
Ten derde kan er, in een ecologische vorm van onsterfelijkheidsgeloof, van overtuigd zijn dat men na de dood voor altijd verder leeft in de natuur. Sommige mensen geloven dat zij verder zullen leven in de natuurelementen; in de wind, de aarde, de zee …
Een vierde transcendente vorm van onsterfelijkheidsgeloof gaat niet over een leven na de dood, maar over het ervaren van een gevoel van onsterfelijkheid tijdens het leven zelf. Het gaat hier om een transcendente ervaring, In zo’n ervaring voelt men de grenzen van tijd en ruimte vervagen of zelfs volledig wegvallen. Men voelt zich een klein deel van het grote geheel, men heeft het gevoel dat men opgenomen wordt in iets groters. Of men ervaart zo’n sterke, overweldigende gevoelens dat men soms de indruk kan hebben dat men buiten zichzelf treedt. Het woord transcendent betekent letterlijk ‘voorbij stijgen’. Transcendente ervaringen zijn ervaringen waarbij men het dagelijkse leven, en ook de dood overstijgt. Zij zijn te vinden in en religieuze ervaring, maar ook in muziek, dans, strijd, atletiek, in het ophalen van herinneringen, het beleven van seksualiteit, het krijgen van kinderen, in vriendschap, …
Ten slotte is er een religieuze vorm van onsterfelijkheidsgeloof. In verschillende religies vinden we de idee terug van een leven na de dood, of op zijn minst het algemeen principe van de overwinning van de individuele geest op de dood. Zo transcenderen zowel Boeddha, Mozes, Jezus als Mohammed elk op hun eigen wijze de dood.
Het religieuze geloof in een onsterflijke ziel staat niet volledig los van de andere vormen van onsterfelijkheidsgeloof.
In de eerste plaats kan men zeggen dat een socio-biologische vorm van onsterfelijkheidsgeloof in het christendom aanwezig is. In de geloofsbelijdenis spreekt men over de ‘gemeenschap van de heiligen’. Dit begrip duidt op het feit dat mensen één grote gemeenschap vormen. Doodgaan betekent dat men opgenomen wordt in deze gemeenschap van gestorven én toekomstige generaties.
Vooral in de katholieke traditie wordt de relatie beklemtoont tussen het hiernumaals en het hiernamaals. Hierin klinkt een creatieve vorm van onsterfelijkheidsgeloof door. Want in feite wordt zo de waarde van de aardse arbeid bevestigd. Het menselijk optreden in de wereld is geen zinloze bezigheid. Het heeft betekenis tot over de dood heen.
Op een bepaalde manier is er ook een ecologisch onsterfelijkheidsgeloof in het christendom aanwezig. Christenen geloven dat er op het einde der tijden een nieuwe wereld zal gevestigd worden. Men heeft het over ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’. Verschillende bijbelse profeten, zoals Jesasja, spreken over deze tijd van vrede die niet alleen lijkt te gelden voor de mensheid, maar voor de hele natuur.
Een transcendente vorm van onsterfelijkheidsgeloof is zeker ook aanwezig in het christendom. Het christelijk geloof in de verrijzenis van het lichaam wijst erop dat voor de christen de gehele mens zal gered worden, en niet alleen een abstracte geest.
Ten slotte zou men kunnen zeggen dat het christendom in zekere zin aansluit bij een geloof in de sterfelijkheid van de mens. Voor christenen is het leven op aarde immers uniek; men kan geen tweede keer leven. De sterfelijkheid roept mensen op om iets moois te maken van hun korte leven op aarde. Christenen geloven echter ook in de onsterfelijkheid. Het leven stopt niet bij de dood; uiteindelijk heeft het leven het laatste woord.