overgenomen van http://www.kuleuven.be/thomas/page/lief-liever-liefde/
De laatste decennia heeft het huwelijk een belangrijke betekeniswijziging ondergaan. Vroeger had het (burgerlijke en kerkelijke) huwelijk op de eerste plaats een sociaal-maatschappelijke functie. Voor veel mensen markeerde het de overgang tussen kindertijd en volwassenheid. De stap naar het huwelijk stond met andere woorden gelijk aan de stap naar onafhankelijkheid. Bovendien bestond er een sociale druk, een ‘deadline’, om voor een bepaalde leeftijd te huwen en een gezin te stichten. Die druk is vandaag aanzienlijk verminderd.
Vandaag ligt de grootste nadruk op het relationele aspect van het huwelijk. Meer dan een maatschappelijke functie, heeft het huwelijk nu een interpersoonlijke functie gekregen. Sommige sociologen wijzen op de individualiseringstendens die zich sinds de tweede helft van de twintigste eeuw heeft doorgezet. Deze zou verklaren waarom mensen zich steeds minder spiegelen aan maatschappelijke normen omtrent relaties en gezinsvorming en steeds meer verwachten om persoonlijk voordeel uit het huwelijk te halen. In het huwelijk hoopt men affectiviteit en intimiteit te vinden en/of men ziet het huwelijk als een manier om zichzelf te ontplooien. Anderen wijzen erop dat men sinds de periode van de Romantiek de klemtoon al gelegd heeft op het relationele en het persoonlijke aspect van het huwelijk. Feit is dat men op relationeel en emotioneel vlak veel meer verwacht van het huwelijk dan vroeger.
Wanneer men echter afgaat op de mediaberichting kan men gemakkelijk de idee krijgen dat veel mensen het huwelijk als achterhaald beschouwen. In de periode van enkele decennia is het aantal huwelijken sterk afgenomen, waarbij ongeveer één op de vier tot één op de drie huwelijken uitmondt in een echtscheiding. Bovendien gaat het bij ongeveer één derde van de huwelijken om een tweede huwelijk. Veel (vooral jonge) koppels kiezen er vandaag voor om te gaan samenwonen. Een deel van deze koppels beschouwt samenwonen als een alternatief voor het huwelijk. Zij verzetten zich tegen het contractuele, institutionele aspect van het huwelijk. Nog anderen kiezen ervoor samen te gaan wonen omdat zij een voorlopig karakter toekennen aan hun relatie. Wanneer er een eind komt aan de liefde is het ook gemakkelijker uit elkaar te gaan dan bij een huwelijk.
Bevragingen wijzen echter uit dat veel samenwonende koppels van plan zijn ooit te huwen. Zij beschouwen het samenwonen als een tussenstap naar een definitief engagement. Deze vaststelling wordt ondersteund door het feit dat er weinig samenwonende koppels die boven de 30 jaar oud zijn leven in België. Bovendien zijn er ook weinig samenwonenden die kinderen hebben. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de samenwonende koppels zichzelf beschouwen als ‘op weg zijnd naar een huwelijk’. Vaak huwen samenwonenden op het moment dat zij er klaar voor zijn om hun kinderwens waar te maken.
Henk Sanders, die voor zijn doctoraat in de godgeleerdheid het ongehuwd samenwonen bij jongvolwassenen onderzocht, wijst erop dat vele relaties van samenwonenden een ‘huwelijks’ karakter hebben. Dit houdt in dat deze samenwonenden trouw willen blijven aan elkaar (exclusiviteit), dat zij streven naar duurzaamheid, intimiteit beleven met elkaar en open staan voor kinderen. Wanneer relaties deze vier kenmerken vertonen, wordt ook gesproken over ‘conjugaliteit’.
Het samenwonen is met andere woorden een fenomeen dat bijzonder divers is. Samenwonenden kunnen vanuit erg verschillende motivaties en waarden kiezen voor het samenwonen. In feite geldt hetzelfde voor het huwelijk. Een gehuwd paar kan ook leven met de idee dat hun liefde niet voor altijd zal duren (ook al toont onderzoek aan dat deze opvatting toch een stuk minder voorkomt bij gehuwde paren dan bij samenwonende paren). Dit maakt het tot een erg complexe aangelegenheid om conclusies te trekken uit de cijfers en evoluties aangaande samenwonen en huwen.
Ook de redenen waarom men kan kiezen voor (enkel) een burgerlijk en/of kerkelijk huwelijk zijn divers. De afgelopen decennia is het aantal burgerlijke huwelijken waarop geen kerkelijk volgt, gestegen. De oorzaken voor deze stijging liggen onder andere in het feit dat echtgescheidenen enkel voor de wet kunnen hertrouwen, en in de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor homo’s en lesbiennes (sinds 2003 in België). Een aantal koppels kiest er ook bewust voor om niet kerkelijk te huwen, aangezien zij niet christelijk gelovig zijn. Sommige van deze koppels houden na hun burgerlijk huwelijk een niet-kerkelijk (bijvoorbeeld een vrijzinnig of een islamitisch) huwelijksritueel.