Bron: Joël De Ceulaer, We moeten een betere mens maken, Julian Savulescu heeft een verregaand voorstel. In: De Standaard, zaterdag 28 juli 2012.
Doping nemen? Geen probleem. Je nieren verkopen? Moet kunnen. De Australische ethicus Julian Savulescu kent weinig grenzen. In zijn nieuwe boek schrijft hij dat we ons geweten straks best kunstmatig kunnen opkrikken. Met pillen, of via genetische manipulatie. Gesprek met een uitdagende denker.
Als het aan Julian Savulescu ligt, mogen al die atleten in Londen de komende weken gerust doping nemen. ‘Ik zou doping legaliseren', zegt hij. ‘Dat zou beter zijn voor de atleten zelf, en realistischer. Mensen willen nu eenmaal hun grenzen verleggen, dus doping zal altijd bestaan. Laten we er dan voor zorgen dat het veilig kan, onder doktersbegeleiding.'
Ook de handel in organen vindt Savulescu niet noodzakelijk verkeerd. ‘Als u in armoede leeft en met de verkoop van één nier uzelf en uw familie een beter leven kunt geven, zie ik het probleem niet. Het enige waar we dan op moeten letten, is dat het geen exploitatie wordt. We moeten die handel reguleren. Een arme man in India duizend dollar geven voor een nier, dat is uitbuiting. Maar misschien is honderdduizend wel een goed bedrag. Of een miljoen. Daar valt over te discussiëren. Maar in principe zie ik geen moreel probleem.'
De Australische ethicus Julian Savulescu is een van de uitdagendste denkers op de planeet. Hij behaalde zijn doctoraat bij landgenoot Peter Singer, de filosofische grondlegger van de dierenrechtenbeweging. Vandaag doet hij aan de universiteit van Oxford onderzoek naar de menselijke moraliteit. Wat is ethiek? Waar liggen de grenzen? En mogen we die grenzen verleggen?
‘Ik ben een libertaire consequentialist', vat hij zijn uitgangspunten samen. ‘Als consequentialist kijk ik bij het beoordelen van een handeling vooral naar de consequenties ervan. En als libertair vind ik dat persoonlijke vrijheid altijd het uitgangspunt van onze moraal moet zijn.'
In zijn nieuwe boek Unfit for the future schuift Savulescu alweer een pittige stelling naar voren: we moeten grondig onderzoeken of we de mens niet wat moreler kunnen maken, of we ons geweten niet wat kunnen opkrikken – desnoods met medicatie, of door genetische ingrepen. ‘Dat klinkt provocerend, maar in feite is het zo gek nog niet', zegt hij. ‘We proberen mensen al eeuwenlang moreler te maken, maar meestal doen we dat door opvoeding of opleiding, of door straffen op te leggen bij immorele daden. Waarom zouden we niet nadenken over ingrepen in onze biologie?'
Wat bedoelt u als u zegt dat we ongeschikt zijn voor de toekomst?
‘Als we onze evolutionaire voorgeschiedenis kennen, is het niet verrassend dat we bepaalde morele tekortkomingen hebben. De psychologie van de mens is geëvolueerd in functie van het leven als jager-verzamelaar. Dat wil zeggen dat onze geest, onze morele apparatuur, afgestemd is op het overleven in groepjes van zo'n 150 man. Daarom zijn we geneigd om vooral samen te werken met familie en vrienden en kennen we een beperkte vorm van altruïsme. Maar we zijn niet uitgerust om rekening te houden met mensen die ver van ons staan of gebeurtenissen in de verre toekomst.'
U noemt het bijziendheid.
‘We zijn zowel ruimtelijk als qua tijdsbesef bijziend. Onze moraliteit is een constructie die ons in staat stelde om te overleven in kleine groepjes, op de korte termijn. Ook ons verantwoordelijkheidsgevoel evolueerde in die omstandigheden: we voelen ons alleen verantwoordelijk voor iets dat we zelf gedaan hebben, en bijvoorbeeld niet voor de gevolgen van iets dat we hebben nagelaten.'
Waarom is die moraliteit ongeschikt voor deze wereld?
‘Omdat onze samenleving de laatste tienduizend jaar, sinds de landbouwrevolutie, veel complexer is geworden. We leven niet meer in kleine groepjes, maar in megasteden. Onze levensstijl heeft een impact om de hele planeet. En we beschikken over de mogelijkheid om onze hele soort met nucleaire wapens te vernietigen. In zo'n omgeving voldoet onze moraliteit niet meer.'
Die nucleaire vernietiging heeft zich tot dusver niet voorgedaan.
‘Dat is juist, dat mag ons aanzetten tot enig vertrouwen in de mens. Maar het is niet ondenkbaar dat een of ander individu de hand legt op plutonium en een vuile bom maakt. Biologische wapens vormen nog een groter gevaar. Er moet maar één ingenieur op het idee komen om het pokkenvirus te verspreiden, en de gevolgen zouden catastrofaal kunnen zijn. Die recente schietpartij in Denver heeft aangetoond dat je maar één gek nodig hebt om een ramp aan te richten.'
Ook het klimaat krijgen we volgens u nooit onder controle.
‘Wij zijn geëvolueerd om ons verantwoordelijk te voelen voor de directe gevolgen van onze eigen daden. Niet voor collectieve daden, en ook niet voor de gevolgen als we iets verzuimen te doen, zeker niet op lange termijn. Daarom is de huidige klimaatverandering zo'n moeilijk probleem: niemand voelt zich verantwoordelijk.'
En hoe wilt u dat veranderen?
‘Ik wil in de eerste plaats dat we dit probleem op een ernstige manier beginnen te bestuderen. En dat we grondig beginnen na te denken over de mogelijkheid om onze moraliteit bij te sturen. De mens probeert altijd de wereld te veranderen, terwijl het misschien even belangrijk is om onszelf te veranderen. We moeten een betere mens maken. We weten steeds meer over de werking van onze hersenen, we krijgen een steeds dieper inzicht in onze genetica. Met die kennis moeten we vroeg of laat onze biologie en onze moraliteit bijsturen.'
Dat klinkt akelig.
‘Maar dat hoeft het niet te zijn. Laat ik een simpel voorbeeld geven, waaruit blijkt dat we nu al onze morele apparatuur beïnvloeden, zonder dat we het weten. Uit onderzoek blijkt dat rechters strengere straffen uitspreken naarmate ze honger krijgen. Als u voor de rechter verschijnt, kunt u maar beter hopen dat hij pas gegeten heeft. (lacht) Onze ethische oordelen zijn dus niet alleen gebaseerd op rationele argumenten, maar ook op ogenschijnlijk banale biologische factoren.'
Waar wilt u uiteindelijk naartoe? Naar pillen die ons beter maken?
‘We gebruiken nu al psychofarmaca om het gedrag van mensen te veranderen: de chemische castratie van pedofielen, bijvoorbeeld. We weten ook dat psychofarmaca een invloed hebben op onze morele oordelen. Bepaalde bètablokkers maken mensen minder racistisch. Prozac heeft een positieve invloed op onze empathie. Of neem oxytocine, een hormoon dat onder meer vrijkomt bij borstvoeding of bij seks. Mensen bij wie men dat via een neusspray toedient, hebben meer vertrouwen in de mensen om hen heen. Testosteron heeft het omgekeerde effect: het maakt ons wantrouwig, minder genereus.'
Hebben bankiers daar last van?
‘Goed voorbeeld. De financiële crisis is geen economisch, maar een moreel probleem. Als we rekening zouden houden met wat we vandaag weten over risicogedrag en testosteron, of over de gevaren van psychopathie, zou de financiële sector er heel anders kunnen uitzien. Banken zouden bijvoorbeeld sterk kunnen vervrouwelijken. En voor bepaalde functies zou men kandidaten aan een psychopathie-test kunnen onderwerpen. En we moeten onderzoeken of mensen in bepaalde functies baat kunnen hebben bij chemische hulpmiddelen.'
Is het niet gevaarlijk om de mens op die manier te manipuleren?
‘Misbruik is zeker mogelijk. Maar dat mag ons niet tegenhouden om het onderzoek te doen. We geven mensen al psychofarmaca die effecten hebben, dus we hebben de doos van Pandora toch al opengedaan. En onderzoek kunnen we toch niet tegenhouden, dus kunnen we er maar beter voor zorgen dat de mensheid er iets aan heeft.'
En genetische ingrepen?
‘Die sluit ik niet uit. We hebben al genen gelokaliseerd die een grote impact hebben op onze moraliteit. We kennen een gen waarvan de ene variant mensen twee keer zo altruïstisch maakt. De centrale vraag is: waarom zouden we de natuur laten beslissen hoe altruïstisch we zijn? Daar is geen enkele goede reden voor. Het is niet omdat iets van nature zo is, dat het goed is. De natuur maakt geen perfecte ontwerpen. Het moet altijd denkbaar zijn dat wij als mens iets aan een ontwerp van de natuur kunnen verbeteren.'
U pleit voor eugenetica.
‘Wat de nazi's deden, was gebaseerd op gebrekkige wetenschap en werd gedomineerd door racistische idealen. Plus: het ging om maatregelen die mensen kregen opgelegd. En het is niet omdat het concept eugenetica nog altijd geassocieerd wordt met de nazi's, dat we er niet over mogen praten. Per slot van rekening houdt het alleen maar in dat we onze kennis gebruiken om het welzijn van de komende generaties te verbeteren. Dat doen we bij prenatale screenings: embryo's met gebreken worden geaborteerd. En bij ivf worden de beste embryo's uitgekozen om in te planten.'
Maar als u wilt sleutelen aan onze moraliteit, is dat nog iets anders.
‘Daarom moeten we erover debatteren. Want hoe je het ook draait of keert: de mens is het probleem. Van klimaatverandering tot de honger in de wereld: het zijn onze keuzes en ons gedrag die zulke wereldproblemen veroorzaken. Dus moeten we onderzoeken hoe we die keuzes en dat gedrag ten goede kunnen bijsturen.'
Weten we al genoeg over onze hersenen om er zo op in te grijpen?
‘Laten we zeggen dat onze kennis van de hersenen staat waar onze kennis van kanker stond in de jaren vijftig. Maar het gaat snel. Ik verwacht dat we over tien jaar een grondige kennis hebben opgebouwd van ons brein en weten hoe we morele oordelen kunnen beïnvloeden. Dat kan nuttig zijn, misschien niet voor iedereen, maar zeker in bepaalde omstandigheden. Als je een boeddhistische monnik wil worden, moet je je emoties leren beheersen en getuigen van hoge moraliteit. Als je president van de Verenigde Staten wil worden, hoef je alleen maar verkozen te worden. Dat is toch ongelofelijk.'
Bron: Laurens Landeweerd, Wat is dat, de betere mens? Waarom biologisch ingrijpen niet gratuit kan. in: De Standaard, dinsdag 31 juli 2012.
dinsdag 31 juli 2012, 03u00
Auteur: Laurens Landeweerd
‘Als menselijk welzijn abstract wordt gedefinieerd, kun je elk ingrijpen in de menselijke natuur verdedigen.'
‘Als menselijk welzijn abstract wordt gedefinieerd, kun je elk ingrijpen in de menselijke natuur verdedigen.'
Als we met pillen of zelfs genetische manipulatie het menselijk welzijn kunnen verbeteren en de mens moreler maken, waarom dan aarzelen, stelde Julian Savulescu onlangs. Diens ex-collega LAURENS LANDEWEERD protesteert: welke zijn dan wel de criteria voor zo'n ‘betere mensheid'?
Ethicus Julian Savulescu pleitte onlangs voor een gemedicaliseerde samenleving, waarin alle eigenschappen die wij als inferieur zien, moeten worden aangepast door genetisch, farmaceutisch of technologisch in te grijpen in de menselijke natuur (DS 28 juli). Als consequentialist kijkt Savulescu alleen naar uitkomsten van zulke ingrepen: of een handeling moreel goed is of niet, bepaalt hij door te kijken in hoeverre een handeling het ‘welzijn van de mensheid' verbetert dan wel verslechtert. Dat is een nogal abstracte definitie. Daardoor blijft hij blind voor de mogelijke immoraliteit van zijn biologisch-reductionistische rechtvaardigingen.
De mens wordt gedefinieerd door zijn vermogen zichzelf en zijn leefomgeving aan te passen. De uitvinding van de hamer en de ploeg zijn in wezen niet verschillend van de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde gewassen of de ontwikkeling van prenatale genetische diagnostiek en selectie op basis daarvan. Maar in onze samenleving stellen wij strikte voorwaarden op voor de toepassing van dergelijke nieuwe technieken.
Als alles natuur wordt
De grens tussen medische en niet-medische toepassingen wordt in onze samenleving scherp getrokken. Dat heeft zijn oorpsprong in de recente geschiedenis, met name in het sterilisatie- en euthanasieprogramma van het Derde Rijk. Savulescu beweert dat dit nazistische eugeneticaprogramma moreel verwerpelijk was vanwege de racistische vooroordelen die erachter staken en het gebrek aan wetenschappelijke inzichten. Terecht wijst Savulescu er daarom op dat zijn ideeën en die van zijn medestanders niet in verband moeten worden gebracht met de nazi's. Maar het eugeneticaprogramma van de nazi's valt direct terug te voeren op de Angelsaksische ideeën van Charles Darwins neef, Galton, die als een van de eersten pleitte voor een politiek van eugenetica. Al mag Savulescu's ideeëngoed niet zonder meer in verband gebracht worden met de eugeneticapolitiek van de nazi's, het is wel onderhevig aan dezelfde denkfout als de sociaal-darwinistische inspiratie daarvoor: de reductie van cultuur tot natuur.
Savulescu gaat ervan uit dat alle menselijke eigenschappen in diens DNA besloten liggen. Niet alleen de kleur van onze ogen en de vorm van onze handen, maar zelfs ons morele vermogen ziet hij als biologisch gedetermineerd. De wetenschappelijke basis daarvoor is uitermate wankel. Zijn bewering dat we over tien jaar afdoende kennis zullen hebben van ons brein en van de manier waarop morele oordelen tot stand komen, is gratuit, en houdt er geen rekening mee dat ethiek en moraliteit cultureel-maatschappelijke praktijken zijn, in plaats van biologisch gedetermineerde eigenschappen. Ten bewijze: de genetische verschillen tussen de verschillende volkeren in de wereld zijn marginaal, maar de verscheidenheid in de normen- en waardensystemen is enorm. De basis voor een biologische invulling van ons morele functioneren is dus zeer wankel. Op basis van deze categorische vergissing tovert hij de criteria voor een betere mensheid uit de evolutiebiologische hoge hoed, maar deze blijven louter speculatief en verre van rationeel beargumenteerd.
Terug naar de jaren dertig?
Met zijn radicale stellingname heeft Savulescu zich in veel media-aandacht kunnen verheugen. Savulescu's denken staat echter vanwege zijn biologisch reductionisme en zijn consequentialisme in de bio-ethische wereld te boek als logisch inconsistent en moreel problematisch. Vanuit een biologisch-reductionistisch perspectief lijkt Savulescu's pleidooi voor een liberalisering van menselijke verbeteringstechnologie gerechtvaardigd. Maar als moraliteit en ethiek als cultureel-maatschappelijke verschijnselen eerder dan als biologisch gedetermineerde vermogens worden beschouwd, blijft er weinig van dat pleidooi over.
Sterker nog, dat pleidooi wordt dan op zichzelf moreel verwerpelijk. Wie zegt dat onze idealen, of die van Savulescu zelf, niet evenzeer aan bevooroordeeldheid onderhevig zijn als de idealen van de eugenetici uit de vroege twintigste eeuw? Als ‘menselijk welzijn' immers maar abstract genoeg wordt gedefinieerd, dan kun je elk ingrijpen in de menselijke natuur verdedigen. Tegelijkertijd brengt een grootschalig politiek ingrijpen in de menselijke natuur verregaande consequenties met zich mee voor onze autonomie. Een maatschappij die ons onderwerpt aan een biologisch regime, waarin het brein van onze kinderen wordt aangepast aan vage criteria ontleend aan een gevaarlijke cocktail van biologisch determinisme en sociaal-darwinisme, is gewoon verwerpelijk.
Wat daarom nodig is, is niet betere wetenschappelijk inzichten in de biologische determinanten van ons gedrag, maar een morele analyse van hoe we die inzichten gebruiken.